Waarom christen?
De oudvaders hadden er niet zo veel mee, maar ik vind het een fijne gewoonte: de indeling van het kerkelijk jaar en de aandacht daarmee in de prediking voor de heilsfeiten.
Het is weer lijdenstijd. Zondagavond ging de preek over Maria van Bethanië. Zij spendeert een jaarsalaris aan een flesje nardusolie om Jezus te zalven. Voorwaar een daad van betekenis. Ze legt daarmee een getuigenis af van haar liefde voor en geloof in de Heere Jezus.Waarom ze Hem liefheeft? Hij is haar Zaligmaker. Wat ze gelooft? Wie in Hem gelooft zal leven, ook al was hij gestorven. Waarom ze het laat zien? Waar het hart vol van is, daar loopt nou eenmaal de mond van over.
Volgeling
Maria stond bekend als een volgeling van Jezus. Er was ook niet niks gebeurd: broer Lazarus was gestorven en op het machtswoord van Jezus weer levend geworden. Niet klein te krijgen. Als je zoiets meemaakt, dan word je vanzelf christen. Of niet soms?
Stel dat het waar is, dan wil ik toch een vraag stellen. Waarom noemt u zichzelf christen? Omdat Jezus uw Zaligmaker geworden is? Omdat u als kind gedoopt bent en vervolgens opgevoed bij de Bijbel? Omdat de cultuur van de kring veilig en vertrouwd is?
Laat ik het positief formuleren: we noemen onszelf christen omdat we de Bijbel van kaft tot kaft serieus nemen. En ervan overtuigd zijn dat er buiten Jezus geen zaligheid is. Daarom zijn we lid van een christelijke gemeente en leven we naar de gewoonten van die groep. Maar heeft het woord volgeling dan geen betekenis?
In de Heidelbergse Catechismus wordt niet gevraagd waarom ik mezelf een christen noem, maar waarom een ander dat doet. Het antwoord? Het is zichtbaar in uw leven dat u door het geloof in Christus ingeplant bent. Toen dat gebeurde, werd alles anders. Voorheen was u op uzelf gericht. Nu wilt u Zijn Naam belijden, uzelf als een levend dankoffer aan Hem toewijden -dus uw leven in Zijn dienst besteden- en vechten tegen zonde en duivel.
Belijden en lijden
Geloof wordt zichtbaar. Als het goed is tenminste. Maria beleed Zijn Naam door het uitgieten van een flesje zalf. Voor ons is dat niet meer aan de orde. Maar de eis om volgeling te zijn geldt nog steeds. Hoe? Door goed burgerschap te betonen in de samenleving waarvan we deel uitmaken. Naar bekenden en onbekenden toe. Naar eigen kring en buitenstaanders. Naar Nederlanders en allochtonen.
Het kost eigenlijk weinig, Zijn Naam belijden. Wie zal het ons kwalijk nemen dat we goed doen in dit leven, hulpvaardig zijn, vriendelijk en verdraagzaam, respectvol en eerlijk? Allemaal eigenschappen die een goed burger behoort te hebben. Die voor een christen vanzelfsprekend zouden moeten zijn omdat Christus daarin voorgegaan is.
Het vraagt wel keuzes. Soms moet je tegen de stroom in. Zoals Maria. Het besef dat haar daad ongewoon was en dat ze kritiek zou krijgen, heeft haar er niet van weerhouden.
Belijden en lijden liggen dicht bij elkaar. Soms kost het ervoor uitkomen dat je Jezus wilt volgen strijd. ’t Vraagt zelfverloochening. ’t Levert misschien spot en hoon op. En in het uiterste geval kan het vervolging en lichamelijk lijden betekenen.
Verblijden
In Nederland is dat laatste vooralsnog niet aan de orde. Iedereen kan nog in vrijheid de naam van Christus belijden. Zeker, het is niet makkelijk om het Woord van God aan de man te brengen in een Gode vijandige omgeving. Er is veel weerzin in onze samenleving tegen de overtuiging van christenen dat Jezus de enige Weg tot de zaligheid is. Misschien focussen we ons ook wel te veel op evangelisatie door middel van de verspreiding van folders en Nieuwe Testamenten en moeten we meer investeren in het laten zien Wie Jezus was. Door in onze levensstijl Zijn gestalte zichtbaar te maken. Hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.
Als we de lijdenstijd gebruiken om daarin te investeren, wat zou dat een krachtig signaal zijn naar de samenleving toe! Dan wordt vast niet meer gezegd dat christenen overal tegen zijn, dat zij alles bederven wat fijn is en altijd met hun neus op de grond lopen. Maar dan wordt opgemerkt dat zij mensen zijn op wie je aankunt, die altijd voor je klaarstaan, met wie je zaken kunt doen, die zichzelf overhebben voor de ander. En dat Gods gebod geen beperkende factor is, maar een heilzaam medicijn voor de samenleving.
Daarmee zeg ik niet dat ons het lijden bespaard zal blijven. Jezus heeft daar duidelijke taal over gesproken. Maar wel dat we daarmee de kern van het christen-zijn meer benaderen dan met alleen een cultuur in stand te houden.
Het levert zeker ook blijdschap op. En de nodige kracht voor als het erop aankomt. We zongen zondagavond Ps. 89:7: „zij zullen in Uw Naam zich al de dag verblijden! Uw goedheid straalt hun toe, Uw macht schraagt hen in ’t lijden.”
Wat wil je nog meer? Lijdenstijd wordt zo verblijdenstijd. In de wetenschap dat God trouw is en dat uiteindelijk Gods Rijk volkomen gevestigd zal zijn. Maar dat laat wel staan de roeping om iets van dat Rijk in uw en mijn leven hier en nu zichtbaar te maken. Niet in eigen kracht, maar in Zijn voetstappen en geleid door Zijn Geest.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.