Kerk & religie

Exponent van het geestelijk verval in Schotse kerk

„Ik ben iemand die is teruggevallen. Ik heb geprobeerd mij in het gebed te verheugen, maar jarenlang heb ik mij stom bevonden.” Zo schreef Marcus Dods in 1898 aan een vriend. Tien jaar later was het niet veel beter: „Het laatste halfjaar schijn ikzelf ongewoon ongodsdienstig te zijn.” Het blijkt niet uit de brieven van deze professor aan het New College in Edinburgh dat hierin verandering kwam. Dat is de trieste slotfase van het leven van deze briljante professor in de theologie die met zijn Schriftkritische leringen het Evangelie in de United Free Church heeft ondermijnd.

L. J. van Valen
26 February 2009 08:54Gewijzigd op 14 November 2020 07:23
Marcus Dods studeerde theologie aan het New College, het bekende gebouw op de Mound in Edinburgh. Foto RD
Marcus Dods studeerde theologie aan het New College, het bekende gebouw op de Mound in Edinburgh. Foto RD

De twee delen van de brieven van Marcus Dods die na zijn dood werden uitgegeven, geven een tragisch beeld van een theoloog die afscheid nam van de orthodoxie van zijn vaderland en steun gaf aan de beweging van het ”New Evangelism”. Die beweging moest antwoord geven op de uitkomsten van de moderne wetenschap. De stroomversnelling van zijn tijd waarin hij zich een weg zocht te banen, bracht hem niet op vaste bodem.

Door de jaren heen verloor hij steeds meer vastigheden. Hij kon zich op den duur niet meer vinden in de christologie die Paulus in de Romeinenbrief naar voren brengt en werd steeds meer door twijfel bestookt ten aanzien van grondwaarheden van het christelijk geloof. In 1902 schreef hij zelfs: „Het is te hopen dat een klein lapje geloof zal worden overgelaten wanneer alles is gedaan. Wat mij betreft, ik ben soms geheel onder water en zie ik de lucht niet meer.”

Zijn redeneringen over Gods Woord en aanvallen op de onfeilbaarheid van de Schrift hebben hem geen voorspoed gebracht. Een trieste balans bij het volgen van een prachtige carrière in de theologische wetenschap die eindigde in twijfel en duisternis.

Bankemployé

Marcus Dods werd op 11 april 1834 als jongste zoon van een gelijknamige predikant in Belford, Northumberland geboren. Vader Dods was bijna dertig jaar aan de Schots Presbyteriaanse kerk over de grens met Engeland verbonden en genoot daar en in zijn eigen land veel achting.

Na de dood van zijn vader (Marcus was toen vier jaar) verhuisde het gezin naar Edinburgh, waar de jonge Marcus studeerde. Hij werkte eerst enkele jaren op het hoofdkantoor van de nationale bank voordat hij besloot om voor het predikantschap in de Free Church te gaan studeren.

In 1854 behaalde hij zijn mastergraad aan de universiteit, waarna hij in 1854 de studie theologie ging volgen aan het New College, het bekende gebouw op de Mound in Edinburgh. Vier jaar later kreeg hij preekbevoegdheid, maar omdat hij eerst geen beroepen kreeg, duurde het tot 1864 voordat hij bevestigd werd in de Renfield Free Church in Glasgow.

Tussen zijn licentie en bevestiging studeerde hij veel en rondde enkele projecten af zoals de redactie van de complete werken van Augustinus. Ook schreef hij een boekje over het gebed en over de brieven aan de zeven gemeenten van Klein-Azië. Zijn preken in Glasgow vormden stof voor een aantal boeken die van 1874 tot 1897 van de pers kwamen.

Bijbelkritiek

Dods heeft vooral naam gemaakt door zijn publicaties over Bijbelkritiek. De Free Church die zich in 1843 had losgemaakt van de staatskerk, om zonder overheidsbemoeienis in kerkelijke aangelegenheden volop gemeente van Christus te zijn voor het Schotse volk, kenmerkte zich in de beginperiode door een strikte handhaving van het confessioneel belijden. Vooral de eerste generatie van professoren aan het New College, een van de drie opleidingsinstituten voor aspirant-predikanten, stond bekend als orthodox en congeniaal met de traditie van de klassieke Schotse theologie.

Het is tragisch dat vooral bij de tweede en derde generatie van hoogleraren de bakens geleidelijk werden verzet. De Duitse Schriftkritiek imponeerde jonge theologen, vooral William Robertson Smith die na een slepende procedure als hoogleraar aan het college in Aberdeen werd afgezet. Hij trok onder meer het auteurschap van Mozes van de Pentateuch in twijfel. Dods ging nog verder toen hij in 1877 een preek publiceerde waarin hij de verbale inspiratie bekritiseerde. Hij scheidde daarin openbaring en inspiratie en ontkende de noodzaak van het laatste.

De classis Glasgow die weinig zin had in een kerkelijke procedure, vroeg om sommige fragmenten van de preek te modificeren. Zo ontkwam hij ternauwernood aan schorsing of afzetting.

Leerstoel

In 1889 werd Dods benoemd voor de leerstoel kritiek en exegese van het Nieuwe Testament. Deze ’eer’ is een bewijs dat de Free Church Bijbelkritiek begon te tolereren. Een minderheid van de Assembly stond sceptisch tegenover de visies van Dods en van zijn collega A. B. Bruce van de school in Glasgow. Zij bracht haar bezwaren naar voren op de jaarlijkse synode in 1890. Ook hier liep het met een sisser af, al werd Dods wel vermaand om zich te houden aan de leer van de kerk.

Zijn grote reputatie en zachtmoedige karakter werkten kennelijk in zijn voordeel. Het was toch een publiek geheim dat hij het met de confessie niet zo nauw nam. In de Westminster Confessie miste hij bij het hoofdstuk van de dood van Christus het aspect van de liefde van God tot alle mensen en niet alleen tot de uitverkorenen. De Declaratory Act die door de synode van de Free Church in 1892 werd aangenomen, moest deze en andere punten van de confessie aanvullen en verbeteren.

Dit besluit geeft aan dat de Free Church afstand nam van het strikte spreken over de reikwijdte van de verzoening en de predestinatie. Deze tendens moet niet los worden gezien van de steeds militantere aanvallen op grondwaarheden van het christelijke geloof dat door het liberale denken werd gevoed.

Zo plaatste Dods kanttekeningen bij de historiciteit van de opstanding van Christus, zij het in zeer bedekte termen. Hij gaf voor de opstanding te willen verdedigen, maar kon daarbij niet nalaten om liberale theologen die dit feit ontkennen, te strelen.

Op een conferentie van gereformeerde kerken in Londen waagde hij het zelfs om te spreken van „dwalingen en immoraliteiten” van het Oude Testament. Deze uitspraak bracht hem in conflict met zijn collega Hebreeuws, A. B. Davidson, die overigens op het gebied van Schriftkritiek ook niet zonder blaam was.

Groter was zijn probleem met de lijdelijke gehoorzaamheid van Christus zoals die getoond wordt in het dragen van Gods toorn over de zonde. Wel was hij zo eerlijk om te erkennen dat Paulus dit duidelijk leerde. Iedere keer bestudeerde hij de Romeinenbrief en iedere keer moest hij tot de slotsom komen dat hij geen bewijzen kon vinden voor het feit dat Christus Zijn lichaam in gehoorzaamheid heeft opgeofferd.

Liberalisme

De vraag rijst hoe het mogelijk is dat een kerk die aanvankelijk zo pal stond voor het gereformeerde belijden, zo spoedig haar eigen wortels opgaf, door een buiging te maken voor het Duitse liberalisme. Speelde in dit proces de verheffing van het intellect boven het eenvoudige geloof in de Schrift, dat gepaard gaat met Godsvreze, geen rol?

Wanneer we de twee bundels brieven van Dods, zijn ”Early Letters” en de ”Later Letters”, doorbladeren, ontkomen we niet aan de indruk dat zijn grote intellect hem steeds meer parten ging spelen en hem in twijfel bracht over bijvoorbeeld de inspiratie en de onfeilbaarheid van Gods Woord. In de ”Early Letters” merken wij bewondering op voor de spiritualiteit van Augustinus, die hij intensief bestudeerde. Diens ”Confessiones” moest naar zijn idee door iedereen worden gelezen.

Merkwaardig is het dat hij juist in die tijd zo te strijden had met zijn inwonende zonde. Sommige passages in zijn brieven moeten met tranen zijn geschreven.

Zijn eerste boek dat in 1862 uitkwam, was een selectie van Augustinus’ geschriften, die hij als ”Manual of Devotion” betitelde.

Dods’ ”Later Letters” ademen een heel andere geest. Zijn ’ontdekkingen’ van fouten en gebreken in Gods Woord gingen gepaard met persoonlijke twijfel en gebrek aan devotie. Hij wist deze negatieve ontwikkeling niet meer te stuiten en dit maakte hem soms wanhopig. Goed beschouwd leefde hij in toenemende mate als een man van de wereld die het spoor bijster is en de weg terug niet wist te vinden. Hij stortte zich op een ongekende werklust en het leek erop dat deze ijver zijn gevoelens van onvrede moest verdrijven of compenseren. Zo schreef hij over Mohammed, Boeddha en Christus (1877), over de gezichten van Zacharia (895), over de vraag ”Waarom ben ik een christen?” en nog veel meer.

In 1900 ging hij met het grootste deel van de Free Church over naar de United Free Church, een vereniging met de grote zusterkerk de United Presbyterian Church, die wortelde in het werk van de bekende Erskines. Beide kerken vertoonden overigens weinig meer van hun oprichters. Het proces van Schriftkritiek en afvlakking van klassieke leerstukken ging door en vond algemene adhesie.

Vrienden van Dods als Alexander Whyte en Robert Rainy dachten orthodoxer, maar gaven er blijk van weinig of geen kritiek te hebben op dit proces. Whyte was de man die zich verdiepte in de puriteinen en hun spiritualiteit, maar hij liet niet blijken dat hij op gespannen voet stond met de ontwikkelingen in eigen kerk. De vroomheid die hij voorstond was vaag en onsamenhangend.

Cemetery

Dods overleed in april 1909 in zijn woonhuis in Edinburgh en werd begraven op de Dean Cemetery in deze stad. Het uiteindelijke oordeel over zijn persoon en staat komt ons niet toe. Wel is zijn leven een vermaning om niet te tornen aan de onfeilbaarheid van Gods Woord en aan de klassieke thema’s van het christelijke geloof.

Het verloop van de geschiedenis van de United Free Church toont aan dat het tornen aan de inspiratie en het gezag van de Schrift de Geest van God uitblust. Marcus Dods, die een exponent was van het verval in de Schotse kerk, is ook nu een baken in zee.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer