Spiegel van een geseculariseerd kerstfeest
Nederlanders brengen kerstfeest vooral in verband met gezellig samenzijn en goed eten, blijkt uit onderzoek. Enkele reacties uit de kerken. „De wereld houdt de kerk een spiegel voor.”
Ds. C. van Duijn, hervormd predikant te Amsterdam: „Kijken we nog op van de cijfers? Of zijn we zo gewend aan getallen dat we er niet meer van opschrikken? De kerk moet zich realiseren dat we in Nederland op een zendingsveld leven. Misschien moeten we eerlijk ook onze eigen verlegenheid toegeven. Wat is voor óns de relevantie van kerstfeest? Dogmatisch weten we het allemaal goed te zeggen, maar existentieel? Raakt het ons?
Je ziet om je heen wat er allemaal gaande is. De privatisering van het leven rukt op, het gemeenschapsgevoel in de maatschappij is aan het verdwijnen, mensen laten zich moeilijk binden. De kerk als instituut past niet bij deze ontwikkelingen. Toch merk je dat mensen het wel fijn vinden dat er een kerk in de buurt is. Zo’n kerk boezemt nog een bepaald vertrouwen in van eeuwen her. Maar je beslist zelf of je van het ’product’ dat de kerk aanbiedt, gebruikmaakt. Heb je het niet nodig, dan ga je je eigen gang. Voor mensen die geen kleine kring hebben, kan de kerk juist iets van een familie zijn: „Hé, hier krijg ik weer contact, hier word ik aangesproken, gezien, hier hebben mensen aandacht voor me.” Wat de één niet nodig heeft in de kerk, is voor een ander wel aantrekkelijk.
Als we deze getallen nu leggen naast het beleid van de kerk, zijn we dan vaak niet te veel naar binnen gericht? Gaat het vaak niet meer om het interne bestaan, in plaats van om het naar buiten treden? Zijn we ons bewust van de enorme kloof tussen hun en onze wereld, terwijl we door de week in diezelfde wereld rondlopen? We moeten als kerk de vreemdheid van het Evangelie vasthouden, maar het ook weer niet vreemder maken dan het is. Je kunt te veel met de ander meegaan, zodat je je eigenheid kwijtraakt. Maar je kunt ook zo sterk op je identiteit gericht zijn, dat de kerk een bunker wordt waar iemand haast niet meer binnen weet te komen.”
L. M. P. Scholten, directeur van de GBS: „De uitkomst verbaast mij niet. Je kunt dit algemeen waarnemen in de samenleving. Wat dit de kerk heeft te zeggen? Het is de grote nood van de losmaking van ons Nederlandse volk van zijn wortels, de ontkerstening - het woord past hier bijzonder goed. Een ontkerstend kerstfeest is natuurlijk helemaal geen kerstfeest meer. De kerk moet in deze situatie gewoon doorgaan met wat ze altijd heeft gedaan, en bidden om de werking van Gods Geest dat het werk dat gedaan wordt ook gezegend mag worden, in de eerste plaats onder leden van de kerk zelf, maar ook naar buiten toe.
In andere benaderingen zie ik geen heil. Jarenlang wordt dit al geprobeerd. Vroeger gebeurde dat bijvoorbeeld met soep uitdelen, nu zie je ook wel posters in bushokjes, maar het werkelijke zal moeten komen van de gemeenteleden die door Gods Geest mogen getuigen. Denk aan het getuigenis van Anna en Simeon. Bij de wijzen uit het Oosten was heel Jeruzalem met Herodus ontroerd, maar het getuigenis van Anna en Simeon heeft maar in een kleine kring uitwerking gehad.”
Ds. J. Eschbach, directeur Evangelisch Werkverband: „Vijfentwintig procent van de Nederlanders gaat met kerstfeest naar de kerk. Aan de ene kant is dat veel, aan de andere kant zeg ik: verdrietig dat Jezus niet meer centraal staat op kerstfeest. Ik heb nog wel eens gewerkt met de slogan: Zonder Jezus is kerst mis, met Jezus kerst-feest. De kerk moet zich veel meer bewust zijn van haar missionaire roeping. Het is tekenend dat veel kerken nog geen kerstnachtdienst hebben, vooral in de reformatorische hoek. Zo’n dienst zou dé kans zijn voor de kerk om het Evangelie in een geseculariseerde samenleving te brengen. Ik zou veel meer aanbod van dergelijke bijeenkomsten willen hebben in deze dagen. Hoe vieren we nu kerstfeest voor mensen die wél een religieus gevoel hebben en weten dat dit bij kerstfeest op een of andere manier aan bod moet komen? Wat hebben we als kerk dan te bieden? Er zijn veel restaurants waar kerstdiners worden gehouden. Bij zo’n diner zou je paar liederen kunnen zingen en een meditatie kunnen houden. Je gaat dan in de geseculariseerde samenleving staan met de geweldige boodschap van de komst van onze Heiland.”
G. Baan, coördinator evangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten: „Pas heb ik cijfers gezien waaruit hetzelfde blijkt, slechts 25 procent van de Nederlandse bevolking is nog maar bij de kerk betrokken. Als je een kerstavond organiseert, moet je dat echt op de avond van 24 december doen, dan komen er mondjesmaat nog wel wat mensen. Doe je het bijvoorbeeld op 14 of 15 december, dan komen er nauwelijks mensen uit de wereld, het leeft dan nog niet.
De getallen betekenen dat we als kerk des te meer het grote heil moeten proclameren en eropuit moeten gaan om het bekendheid te geven. Niet alleen met advertenties en folders -wat we ook doen- maar ook door de mensen zelf op te zoeken, tussen hen te gaan zitten en écht wat voor hen te betekenen. We hebben een inloophuis in Amsterdam, en proberen dit ook in andere plaatsen op te zetten: een kopje koffie, eens in de week een maaltijd, en daaraan gekoppeld altijd de boodschap van het Evangelie. Dan zie je dat het langzamerhand een plekje krijgt onder de mensen. In Amsterdam organiseren we op de tweede kerstdag een kerstdiner om eenzame mensen te helpen, en juist daar is er ook de mogelijkheid de boodschap door te geven. Er is best wel belangstelling voor. Het belangrijkste is de nood van land en volk bij de Heere in het gebed te brengen.”
H. Bor, evangelist in Gent: „De kerk krijgt de spiegel van de wereld te zien. Wat de wereld tentoonspreidt, is de spiegel die de kerk voor zich krijgt. Je ziet erin wat wij uitdragen. Vaak is dat verdeeldheid, bezig zijn met bijzaken in plaats van de hoofdzaak. De kerk viert kerstfeest op een van oorsprong heidense dag. Misschien zou dit weer op zondag moeten gebeuren. Maar dat is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat de kerk weer als voorbeeld gaat fungeren, dat er iets van uitgaat. Dat mensen zeggen: Kijk, dat zijn de mensen van het Licht, ziet hoe lief ze elkander hebben. Je bent meer met vergaderingen over de problemen in de kerk bezig dan dat je op straat kunt staan. Dat doet ontzettend veel pijn.
We zullen net als in eerste christentijd het Evangelie voor moeten leven. Naast de mensen staan, zoals de Heere dat van ons vraagt. Misschien eens wat soberder, eenvoudiger, de dagen heel gewoon doorbrengen en niet met allerhande eetpartijen en zo. Laten zien dat we het anders doen dan de wereld. Zo zachtjes aan komen er allemaal gewoontes, zoals kerstbomen, in huis. Het verschil met de wereld verdwijnt.”