Kerk & religie

C. Veenhof werd twee keer geschorst

Twee keer in zijn leven werd hij geschorst. De kerkelijke conflicten rond de Vrijmaking en later de breuk in de jaren zestig hebben diepe sporen getrokken in het leven van prof. C. Veenhof (1902-1983). Vergeten kan pas beginnen nadat we ons de zaken herinnerd hebben, schrijft prof. G. Harinck in de bundel over het leven en werk van deze markante hoogleraar.

Klaas van der Zwaag
20 February 2009 22:51Gewijzigd op 14 November 2020 07:21
VEENHOF ...ruimte... Foto RD
VEENHOF ...ruimte... Foto RD

In 2006 belegde het Archief- en Documentatiecentrum (ADC) een congres over het leven en werk van C. Veenhof. De belangstelling was overweldigend –het congres was uitverkocht– en ook de media toonden ruime belangstelling. Het liet zien dat Veenhof geenszins uit de gedachten is verdwenen, aldus Harinck. Ook toonde het volgens hem dat de publieke verwerking van zijn leven na zijn overlijden, in 1983, nog niet heeft plaatsgevonden. De referaten van het congres, aangevuld met enkele nieuwe bijdragen, leidden tot de bundel ”Niets is overbodig, niets is toevallig. Leven en werk van Cornelis Veenhof (1902-1983)” (uitg. Vuurbaak, Barneveld), onder redactie van G. Harinck.De jonge Cornelis Veenhof studeerde theologie in Kampen en werd vervolgens predikant in Harkstede (1933), Haarlem (1936) en Utrecht (1941). Ondertussen zat hij midden in het kerkelijk conflict in de Gereformeerde Kerken rond K. Schilder inzake allerlei theologische discussies over doop en verbond. In 1944 barstte de bom met de Vrijmaking. Veenhof koos de kant van de geschorste Schilder en S. Greijdanus en werd in 1946 benoemd tot hoogleraar aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, met als leeropdracht de ambtelijke vakken en later ook de filosofie. Hij bekleedde deze functie tot 1968.

Veenhof maakte zich gaandeweg zorgen over de geest van exclusivisme die zich meester maakte van de vrijgemaakte kerken. Veenhof en H. J. Jager wilden in Schilders lijfblad De Reformatie een forum van verschillende stromingen in de vrijgemaakte kerken, niet zozeer een blad dat een koers uitstippelde. Figuren als J. Kamphuis kozen voor het laatste en werd de belangrijkste redacteur van De Reformatie. Veenhof kwam samen met Jager buiten de redactie terecht. Kamphuis werd in 1958 benoemd tot hoogleraar kerkgeschiedenis, terwijl D. Deddens en R. H. Bremmer, die destijds academisch meer geschoold waren, werden gepasseerd. „Het was een kerkpolitieke benoeming. Hier werd een tweespalt zichtbaar die ruim tien jaar later tot een nieuwe kerksplitsing zou leiden”’, aldus dr. A. van Langevelde. Toch stelde Kamphuis in 2006 nog dat Veenhof het meest hartelijk was als collega, toen Kamphuis metterdaad naar Kampen ging.

In 1966 barstte opnieuw de bom rond de open brief en de kwestie van ds. Telder over de zogenaamde tussentoestand van zielen na de dood. Veenhof ondertekende de open brief niet, maar was wel van mening dat deze mensen binnen het kerkverband moesten blijven. Veenhof werd verweten dat hij onvoldoende pal had gestaan voor de belijdenis en de kerkorde en werd voor de tweede keer in zijn leven geschorst, een jaar na zijn eervol ontslag om gezondheidsredenen.

Ruimte

De bundel laat zien hoe Veenhof een pleidooi voerde voor ruimte voor interpretatie-verschillen binnen de kerk.

Tegenover een nieuwe vorm van synodocratie en onge-breideld independentisme probeerde Veenhof een evenwicht te vinden in een Akkoord van Kerkelijk Samenleven (AKS). Zonder overdrijving kan Veenhof de geestelijk vader van de Nederlands Gereformeerde Kerken worden genoemd, aldus Van Langevelde.

Theologisch raakte Veenhof bekend door zijn boek ”Prediking en uitverkiezing” (1959), waarin hij zich scherp keerde tegen predestinatiedeterminisme, zoals dat zich zijns inziens ontwikkelde in de afgescheiden kerken. Hij waarschuwde aanvankelijk tegen het subjectivisme, vooral van de lijdelijke vroomheid, waartegenover hij de objectieve factoren in de religie plaatste: het Woord en de kerk met haar prediking en haar ambten. Later zag hij bezorgd hoe binnen de vrijgemaakte kerken een eenzijdige en geïsoleerde nadruk op deze objectieve factoren kon leiden tot intellectualisme, dogmatisme, confessionalisme en kerkisme.

Vroomheid en spiritualiteit werden steeds meer een integrerend aspect van zijn theologie, aldus zoon Jan Veenhof, die hoogleraar dogmatiek aan de VU werd. De tachtigste verjaardag van C. Veenhof werd in 1982 in Hotel Gaasterland in Oudemirdum gevierd. Het was een druk bezochte bijeenkomst. „Het was in feite een mooi afscheid, minder dan een jaar voor zijn overlijden”, aldus zoon Klaas R. Veenhof, emeritus hoogleraar assyriologie in Leiden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer