Digitale schandpaal
Het klassieke stripje uit The New Yorker van 5 juli 1993 kreeg wereldwijd bekendheid. Een hond zit op een bureaustoel met z’n poot op het toetsenbord van een computer. Hij kijkt een andere hond aan die naast hem zit, en zegt: „Op internet weet niemand dat je een hond bent.” Maar tijden veranderen. Sinds de digitale camera, Google en Hyves gemeengoed zijn, weet iedereen dat je een hond bent. Of erger.
Wie op Google de naam van Harry Schietekat intikt, ziet bovenaan een link naar de website dutchpedophilesexposed.org. Ook de volgende links op Google gaan over Harry’s verleden. Hij is in 1996 veroordeeld voor ontucht met jonge kinderen. Straatnaam en woonplaats ontbreken niet, evenmin als een foto.De media besteedden afgelopen weken veel aandacht aan het verschijnsel: websites die pedofielen met naam en toenaam in de schijnwerpers plaatsen. De site van de Stichting Stop Kindersex bezweek begin deze maand onder de grote belangstelling. Een Amerikaanse partner bood digitaal onderdak aan de gegevens van de stichting, zodat ze nog steeds te vinden zijn. Bij andere mensen staan ook vooropleiding, werkgever, website en mailadres genoemd.
Het gevolg hiervan was natuurlijk te voorzien. In Landgraaf sneuvelde een ruit van iemand die op de site vermeld staat. Anderen kregen doodsbedreigingen als gevolg van hun plaatsje aan deze digitale schandpaal. Op internet ziet iedereen dat je een pedo bent.
Brandmerk
In Nederland is het een goede gewoonte iemand pas een stempel op te drukken als hij of zij daadwerkelijk voor een misstap veroordeeld is. Bij de genoemde websites gaat het meestal om mensen die zo’n veroordeling achter de rug hebben, vaak inclusief de daaraan verbonden straf.
Maar is het dan wel kies om hen voorgoed van het etiket ”pedofiel” te voorzien? De straf om iemand letterlijk te brandmerken, is in 1854 afgeschaft. Het gezegde ”eens gestolen, altijd een dief” gaat weliswaar regelmatig op, maar een deel van deze pedofielen heeft zich, al dan niet verplicht, onder behandeling gesteld om de kans op herhaling te verkleinen. Als de rechter oordeelt dat zij een nieuwe plek in de maatschappij mogen innemen, dan is het niet aan burgers om een volksgericht te ontketenen in de vorm van een digitale heksenjacht of lynchpartij. Terecht noemde het ministerie van Justitie deze vorm van ”naming and shaming” onwenselijk. Dat geldt helemaal van de varianten van de sites, onder meer op Hyves, waarin ook niet-onderbouwde beschuldigingen staan.
De digitale schandpaal staat niet op zichzelf, maar heeft alles te maken met een internettrend die te boek staat als Web 2.0. Was het wereldwijde web vanouds vooral gevuld met virtuele showrooms, digitale etalages of elektronische foldermolens, vandaag de dag draagt de internetter zelf z’n steentje bij. Web 2.0 begon jaren geleden op websites als amazon.com, waar lezers boeken konden aanbevelen of afkraken. Dat was de opmaat naar vergelijkingssites voor stofzuigers, verzekeringen, restaurants of vakantiehuisjes. Heel handig, zolang de gebruiker maar beseft dat dit geen professionele testen van een Consumentenbond zijn, maar slechts persoonlijk gekleurde indrukken van andere gebruikers.
Daar zit juist de adder onder het gras. Op het wereldcongres over mobiele communicatie, deze week in Barcelona, sprak Chris Dewolfe, oprichter van MySpace, een site als Hyves, maar dan twintig keer zo groot. Hij vertelde hoe zijn bezoekers te werk gaan als ze een restaurant of een muzieknummer zoeken. Ze vertrouwen niet zozeer op de restaurantgids of een muziekrecensie maar op elkaars oordeel. „Dat werkt zo: iemand plaatst een muzieknummer op z’n profielpagina en ik ga daarnaar luisteren, want ik vertrouw jouw muzieksmaak.” De mening van vrienden weegt zo zwaar dat dit zogenaamde Social Web een serieuze concurrent vormt voor zoekmachines als Google. Volgens Dewolfe doet mobiel internet daar nog een flinke schep bovenop. Foto’s kunnen zo vanaf het mobieltje naar MySpace en de mening van vrienden is altijd bij de hand.
Beoordeelmijnleraar.nl
Deze nieuwe manier van beoordelen heeft een vervelende keerzijde. Wie googelt op McDonald’s, vindt vooral foto’s van dikke Amerikanen die zich volstoppen met vettigheid. McDonald’s werpt allerlei gezonde menu’s in de strijd om dit imago kwijt te raken, maar verliest dat gevecht omdat de Web 2.0-gebruikers de fastfoodketen meedogenloos afschilderen als dikmaker. Internet is spijkerhard: wat erop staat, valt nauwelijks meer te verwijderen.
Het wordt pas echt vervelend als het niet meer over wasmachines of hamburgers gaat maar over mensen. Dat beperkt zich niet tot pedofielen. Op de website beoordeelmijnleraar.nl vergelijkt een anonieme bezoeker het plein van een van de reformatorische scholen met een concentratiekamp. Leerlingen geven hun docent een cijfer, meestal met toelichting. Een pluim krijgen is leuk, maar een digitale draai om de oren kan iemand geestelijk knakken, zeker als dat brandmerk niet meer uit te wissen is.
Het onderhuidse principe van Web 2.0 is een bedenkelijke vorm van democratisering, omdat die ruim baan biedt aan onderbuikgevoelens. Er groeit een generatie op die meer waarde hecht aan de mening van een vriend dan aan die van een gerenommeerde boekrecensent of de Voedsel en Waren Autoriteit. Dat tij valt niet te keren, evenmin als de ontwikkeling van internet teruggedraaid kan worden. De enige remedie is jongeren leren er kritisch en terughoudend mee om te gaan. Dat moet niet wachten tot de site beoordeelmijnpredikant.nl van start gaat.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.