Op dit moment mag alleen het Academisch Ziekenhuis Maastricht embryoselectie in volle omvang uitvoeren. Van Bussemaker mogen ook ziekenhuizen die een overeenkomst hebben met Maastricht bepaalde handelingen verrichten. Dat staat in een ministeriële regeling die de bewindsvrouw naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Alleen ziekenhuizen die zijn aangewezen als centrum voor klinisch-genetisch onderzoek mogen zo’n overeenkomst sluiten. Dat zijn er maximaal acht.Het Academisch Ziekenhuis Maastricht onderzoekt sinds 2003 embryo’s op de aanwezigheid van genen die tot bepaalde ernstige erfelijke ziekten kunnen leiden, zoals taaislijmziekte en de ziekte van Huntington. Sinds vorig jaar mag embryoselectie ook in geval van erfelijke borst- en eierstokkanker. Selectie vindt 150 keer per jaar plaats.

Omdat Maastricht voor veel mensen ver weg is, heeft het Universitair Medisch Centrum Utrecht begin 2007 met Maastricht een overeenkomst gesloten over embryoselectie.

Die houdt in dat het onderzoekstraject om in aanmerking te komen voor de zogeheten pre-implantatie genetische diagnostiek (pgd), de reageerbuisbevruchting en het implanteren van een embryo in de baarmoeder, in Utrecht plaatsvindt. Het onderzoek naar een mogelijke afwijking van het embryo vindt in Maastricht plaats. Van het jonge embryo wordt een stamcel afgenomen die voor onderzoek naar Maastricht gaat. Maastricht kan op jaarbasis 300 embryo’s onderzoeken.

Bussemaker juicht die ontwikkeling toe. Ze wil wel op de hoogte worden gehouden van het aantal overeenkomsten dat Maastricht aangaat. Het UMC Groningen sloot onlangs een overeenkomst met Maastricht.

In de ministeriële regeling staan ook de voorwaarden waaraan ziekenhuizen en echtparen moeten voldoen als ze in aanmerking willen komen voor de pgd.

Deze komen overeen met de afspraken die het kabinet hierover maakte na zware druk vanuit de ChristenUnie.