Huisartsenzorg mag niet versnipperen
Nieuwe zorgverleners nemen taken van de huisarts over. Zonder risico is dat niet, vindt Bert op de Beek. Door veel nieuwe gezichten verliest de huisartsenzorg aan kwaliteit.
Steeds vaker worden niet-artsen ingezet om de huisarts of specialist in het ziekenhuis te ondersteunen of te vervangen. Bij die nieuwkomers gaat het om paramedici, maar vaker nog om verpleegkundigen die na een specialisatie van een of meer jaren, zelfstandig maar steeds onder regie van de arts, tal van goed omschreven taken uitvoeren.Bij ziekenhuizen heeft dat inmiddels geleid tot de aanstelling van vele nurse practitioners en physician assistants die medisch ondersteunende taken voor specialisten uitvoeren. In de huisartsenpraktijk heeft het gezorgd voor het uitbreiden van taken van praktijkassistenten en het aanstellen van praktijkondersteuners.
In een recent rapport kan de Gezondheidsraad nog niet concluderen dat deze taakherschikking de kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg daadwerkelijk heeft verbeterd. Nader onderzoek moet dat uitwijzen.
Voor één functie maakt de adviesraad echter een uitzondering. Uit onderzoek blijkt dat de praktijkondersteuner voor de huisartsenzorg een schot in de roos is geweest. Patiënten waarderen de nieuwkomer omdat ze nu langdurige zorg en begeleiding krijgen. Op hun beurt zijn huisartsen tevreden omdat mensen met diabetes, astma en ademhalingsproblemen nu zorg ontvangen die zij anders niet hadden kunnen bieden.
Voor de huisartsenzorg zou het zeer wenselijk zijn wanneer de uitbesteding van taken met deze functie kon worden afgerond. Samen met een of meer praktijkassistenten en praktijkondersteuners beschikt een huisarts dan over een overzichtelijk team dat onder regie van de arts taken verantwoord kan uitvoeren en waarbij –essentieel voor de huisartsenzorg– de persoonlijke vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt de basis is.
Maar deze huisartsenzorg komt op de helling nu nieuwe zorgverleners zich aanmelden. Na hun succes in ziekenhuizen en na experimenten in huisartsenpraktijken in Brabant en Limburg zijn tientallen nurse practitioners de huisartsenzorg ingestroomd. Daar diagnosticeren en behandelen ze de vele kleine kwalen en klachten van patiënten. Ze werken met een eigen spreekuur, zonder tussenkomst van de huisarts.
Hoe belangrijk hun betekenis op het eerste gezicht ook is –afvangen van veel huisartsenbezoek, service aan de patiënt en mogelijk kostenbesparing–, voor de huisartsenzorg houden ze ook risico’s in. Vorig jaar wees de Inspectie voor de Gezondheidszorg op het gevaar dat de zorg dreigt te versnipperen wanneer steeds meer zorgverleners zich met delen van de zorg gaan bemoeien.
Zet deze ontwikkeling door, dan verschuift de rol van huisarts naar die van regisseur en zorgcoördinator. De arts kent dan het merendeel van zijn patiënten hoofdzakelijk van besprekingen en overdrachten.
Generalisten
Niemand betwist het belang van doelmatige werkprocessen of een optimale taakverdeling. Ook staat buiten kijf dat nurse practitioners en physician assistants goed werk verrichten. Maar het wezen en de meerwaarde van goede huisartsenzorg is en blijft de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt en de persoonsgerichte aandacht die daarbij hoort.
Immers, op grond van opleiding, ervaring en kennis van de patiënt beschikt de huisarts vaak over een fingerspitzengefühl wanneer iets niet pluis is. Het staat buiten kijf dat nurse practitioners goed zijn in hun vak, maar generalisten als de huisarts zijn ze niet.
Afzonderlijke functies als die van de nurse practitioner en physician assistant moeten dan ook geen plaats krijgen in de huisartsenzorg. Het is namelijk niet denkbeeldig dat in zo’n praktijk vooral patiënten die vage klachten of meer aandoeningen hebben niet tijdig worden gezien en tussen wal en schip vallen.
De auteur is freelancejournalist gezondheidszorg.