Buitenland

Nobelstichting viert eeuwfeest

Exact om 16 uur 23 begint de strak geregisseerde ceremonie. De Nobelstichting viert deze maandagmiddag haar eeuwfeest in het Concertgebouw van Stockholm. Twee Zweedse studentes in ivoorkleurige jurken schrijden het podium op. Dertien laureaten volgen op de voet. Licht onwennig zetten ze zich op de roodfluwelen stoelen. Intussen laat het Koninklijk Stockholms Philharmonisch Orkest een stevige mars horen.

Door A. de Heer en J. Reijnoudt
11 December 2001 12:08Gewijzigd op 13 November 2020 23:18
OSLO – VN-secretaris-generaal Kofi Annan kijkt vanaf het balkon van zijn hotel naar de fakkelparade die in Stockholm aan hem voorbijtrekt. De fakkelparade valt traditioneel de winnaars van de Nobelprijs voor de vrede ten deel. - Foto EPA
OSLO – VN-secretaris-generaal Kofi Annan kijkt vanaf het balkon van zijn hotel naar de fakkelparade die in Stockholm aan hem voorbijtrekt. De fakkelparade valt traditioneel de winnaars van de Nobelprijs voor de vrede ten deel. - Foto EPA

Enkele minuten eerder betraden de leden van het koninklijk huis de zaal. Ook prijswinnaars uit voorgaande jaren zitten op het podium. Twee blokken van elk 77 stoelen zijn voor hen gereserveerd. De ‘prelaureaten’ zullen het komende uur getuige zijn van wat hunzelf kortere of langere tijd geleden overkwam.

Als eerste neemt Nobelbestuurder professor Bengt Samuelsson het woord. Hij schetst in korte trekken de grote verdiensten van erflater Alfred Bernhard Nobel. Alle laureaten zullen straks een beetje delen in zijn erfenis. Voor iedere prijswinnaar liggen klaar: een Nobeldiploma, een Nobelmedaille en ruim 2 miljoen gulden. Dat bedrag moeten onderzoekers wel delen als ze samen of met z’n drieën binnen hetzelfde vakgebied de prijs krijgen.

De Amerikaanse dirigent Alan Gilbert laat nog een Presto van Haydn ten gehore brengen. Als de laatste klanken zijn vervlogen, gaan nieuwsgierige blikken van familie, vrienden en bekenden van de laureaten automatisch naar het spreekgestoelte. Een Zweedse hoogleraar neemt het woord en legt, in zijn moedertaal, de grote verdiensten van de drie winnaars van de natuurkundeprijs uit. Het betreft de 39-jarige Eric A. Cornell, de jongste van alle laureaten, zijn collega Wolfgang Ketterle en Carl E. Wieman.

Buiging
De Zweedse hoogleraar schakelt over op Engels. Dat is voor de drie natuurkundigen het signaal om op te staan. Dan klinkt de vraag om „naar voren te komen en de Nobelprijs in ontvangst te nemen uit handen van zijne majesteit de koning." Het publiek staat op. De jonge Cornell treedt aan, aan de ene kant van de witte “N” in het midden van het podium. Koning Carl XVI Gustaf staat aan de andere kant.

De Nobeltune klinkt en Cornell neemt gehaast zijn spullen van de koning aan. Zonder te buigen beent hij terug naar zijn stoel. Terwijl hij die ochtend tijdens de generale repetitie nog zo zijn best had gedaan op een elegante dankbetuiging. Zijn beide collega’s hebben hun gedachten beter bij de les: zowel Ketterle als Wieman maakt sierlijke buigingen richting de koning, het borstbeeld van Alfred Nobel en het publiek.

Zo gaat het van prijs tot prijs, steeds in dezelfde volgorde. De onderscheidingen voor scheikunde, voor medicijnen, voor literatuur, alle krijgen ze een min of meer vergelijkbare behandeling. Eerder op de dag is in Oslo de Vredesprijs al uitgereikt, aan de Verenigde Naties en hun secretaris-generaal, Kofi Annan. Zo bepaalde Alfred dat in 1895 in zijn testament: het Noorse parlement zal de winnaar van de Vredesprijs aanwijzen.

Bewogen
De Antilliaans -Engelse schrijver V. S. Naipaul neemt in Stockholm zichtbaar bewogen alle lof in ontvangst.

De laatste prijs, die voor economie, met officieel de toevoeging “in herinnering aan Alfred Nobel”, is een aparte. De onderscheiding mist het stempel van Alfreds wil. Gelet op de protestgeluiden in de media de laatste tijd, is de vraag reëel of de in 1968 door de Zweedse Rijksbank ingestelde prijs in haar huidige vorm nog wel zo lang zal bestaan. Het publiek in het Concertgebouw toont zich ruimhartig: het beloont ook de drie economielaureaten met een langdurig applaus.

Het orkest sluit de ceremonie af met het Zweedse volkslied. Ten slotte stroomt de concertzaal leeg, onder de tonen van “The Queen of Sheba’s Festivity March” van Hugo Alfvén.

Buiten staan de glanzende limousines te wachten. Het is sinds 1901 traditie dat de laureaten aansluitend op de prijsuitreiking de rest van de avond een hapje eten. Dit keer staat de tafel in het stadhuis gedekt voor 1400 gasten. Daar is niet voor iedereen plaats. Een klein deel van het publiek mag met Michael Nobel, de voorzitter van de familiestichting, een vorkje meeprikken in het Grand Hôtel, vanouds de residentie voor Nobellaureaten.

Excellent
Wie makkelijk met een plaatsje achteraf genoegen neemt, is Günter Blobel, prijswinnaar voor medicijnen in 1999. Hij is samen met zijn vrouw weer van de partij. De rijzige man, van wie slechts een witte haardos erop wijst dat hij de zestig al is gepasseerd, bezoekt sinds 1991 de prijsuitreikingen in Stockholm. „Ik moest toen spreken op een symposium. Acht jaar later kreeg ik zelf de prijs." De symposia van dit jaar zijn volgens Blobel „excellent. Nooit eerder hoorde ik zulke mooie speeches. Ik zou er niet vreemd van opkijken als sommige sprekers binnen een jaar of vijf de Nobelprijs krijgen. Dat dat mogelijk is, zie je aan mij."

Blobel geniet elk jaar weer van de Nobelweek in de Zweedse hoofdstad. „Ik kom hier vrienden tegen die ik normaal nooit spreek, of hooguit een keer op een congres. Hier kan ik, in een ontspannen sfeer, praten met wie ik maar wil. Tegelijkertijd blijf ik een beetje op de hoogte van wat er op verschillende vakgebieden speelt."

Herinneringen
Op dagen als deze komen, aldus Blobel, „de heerlijke herinneringen" uit 1999 weer boven. „Het enige verschil is dat ik toen de hele week een limousine met chauffeur tot mijn beschikking had en nu in de bus moet zitten." Dat laatste deert hem weinig. „In de bus ontmoet ik veel vrienden."

Waar Blobel evenmin veel om geeft, zijn rijkdom en weelde. Het geldbedrag van zijn Nobelprijs schonk hij aan de in 1945 totaal verwoeste Duitse stad Dresden. „Vier dagen voordat Dresden werd gebombardeerd, liep ik er nog. Het was een schitterende stad. Maar de communisten lieten er niets van over. Toen ik dat vernam, wilde ik maar één ding: de stad helpen zodra ik daarvoor de kans kreeg."

Die gelegenheid kwam ruim vijftig jaar later. „Het geld van de Nobelprijs gaf ik aan Dresden om er een kerk en een synagoge mee op te bouwen. Die synagoge was in 1939 door de nazi’s in brand gestoken. De kerk was destijds een van de mooiste gebouwen van de stad."

Duitsers ervoeren Blobels gebaar als vreemd. „In de Verenigde Staten, waar ik al twintig jaar woon, is het heel normaal om iets weg te geven. Dat geeft je een goed gevoel. Maar Duitsers zijn nogal vrekkig. Ze verklaarden me bijna voor gek. Maar ik ben nu een vrij en onafhankelijk man, ondanks het feit dat ik een grote prijs heb gekregen."

Gelukkig
Blobel: „Wat moet ik met al dat geld? Veel mensen zouden er een jacht of een zeilboot van kopen, of een tweede of derde huis. Maar zijn ze dan gelukkig? Welnee. Ik heb een fiets en ik heb benen. Dus wat wil ik nog meer? Vaak ben ik in de natuur. Dan ruik ik de bloemen, de geur van gras, van het voorjaar, de winter. En voel ik me rijk."

Blobel leerde dat van zijn moeder, zegt hij. „Toen de Russen kwamen, moesten we evacueren. We hadden een groot huis met twee dienstmeisjes. Mijn moeder was weg van porselein en zilver. Maar toen ze moest vluchten, kon ze niets meenemen. Ze wist zo snel ook niet wat ze zou pakken. De dienstmeisjes hadden het wat dat betreft veel makkelijker. Die namen de trein en waren weg."

Blobel blikt „dankbaar" terug als hij aan zijn ouders denkt. „Wij hadden thuis acht kinderen. Maar mijn vader heeft me de gelegenheid gegeven om alles te studeren wat ik wilde. Hij voelde dat dat het beste was wat hij kon doen."

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer