„Protestanten gevaar voor Rusland”
De Russische strijd tegen het terrorisme neemt steeds grotesker vormen aan. Behalve moslimextremisten zijn nu opeens ook rooms-katholieken en protestanten tot serieuze bedreiging van de staatsveiligheid verklaard. Zij moeten voortaan nauwlettend in de gaten worden gehouden.
Dit blijkt uit een onderzoeksrapport van het Russische ministerie voor Nationaliteiten. De conclusies worden binnenkort voorgelegd aan de invloedrijke Russische veiligheidsraad. Deze is verantwoordelijk voor de Russische strijd tegen het terrorisme.
Het rapport concentreert zich met name op religieus extremisme. Het somt onder meer de vijf meest bedreigende religies voor de Russische staatsveiligheid op. Opvallend is dat rooms-katholieken op deze lijst de eerste plaats innemen, direct gevolgd door protestanten en dan pas door moslimextremisten.
Het rapport beschrijft hoe het rooms-katholicisme en het protestantisme de afgelopen tien jaar in Rusland in rap tempo terrein hebben gewonnen ten koste van de als ”traditioneel Russisch” aangeduide religies. Volgens de godsdienstwet uit 1997 behoren hier naast de Russische orthodoxie ook het Jodendom en het boeddhisme toe en in mindere mate de gematigde islam.
Volgens het rapport maken ”buitenlandse religies” -zoals katholicisme en protestantisme worden genoemd- bij hun bekeringsijver op Russische bodem op grote schaal gebruik van agressieve zendingsmethoden. Zij zouden geen enkele eerbied tonen voor de al eeuwenlang aanwezige traditioneel Russische religies, maar juist intolerantie en haat jegens hen verkondigen.
Door hun steeds grootschaligere activiteiten zouden de buitenlandse religies een serieuze bedreiging vormen voor de huidige religieuze en sociale balans in het land, en dus ook voor de staatsveiligheid. Het rapport beveelt de veiligheidsraad daarom aan een speciaal ministerie voor Religieuze Zaken op te zetten om de activiteiten van de deze „staatsgevaarlijke religies” op Russische bodem te gaan coördineren en controleren.
Hoewel het rapport geschreven is door een regeringscommissie, is er duidelijk de hand van de Russisch-Orthodoxe Kerk in te zien. Die lijkt erin geslaagd te zijn de internationale strijd tegen het terrorisme aan te wenden om haar eigen jarenlange strijd tegen de opmars van katholieken en protestanten in Rusland verder op te voeren.
Vooral sinds het aantreden van de orthodoxe president Poetin is de invloed van de Russisch-Orthodoxe Kerk op Russische staatszaken snel toegenomen. Zo moedigde de kerk de afgelopen jaren openlijk het Russische militaire optreden in Tsjetsjenië aan en bagatelliseerde ze steevast de beschuldigingen over grote aantallen slachtoffers onder de Tsjetsjeense burgerbevolking.
Het Kremlin heeft op zijn beurt de Russisch-Orthodoxe Kerk toegestaan op grote schaal priesters te benoemen in het leger en onderwijs. Ook overweegt de regering het vak Russische orthodoxie verplicht te stellen op alle middelbare scholen en een door de staat gesubsidieerde orthodoxe televisiezender op te zetten. Bovendien zijn er plannen om een vast deel van de inkomstenbelasting te reserveren voor de kerk.
Vooral dit laatste vormt een welkom geschenk voor de Russisch-Orthodoxe Kerk. Haar leider, patriarch Aleksej II, klaagt er namelijk al jaren over dat vooral geldgebrek ervoor heeft gezorgd dat de als „pseudo-religieuzen” aangeduide protestanten en rooms-katholieken zo veel mensen van de orthodoxen hebben kunnen weglokken.
„De op grote schaal uit het buitenland afkomstige pseudo-missionarissen in Rusland hebben de beschikking over veel geld en zijn beter uitgerust dan wij”, beklaagt de patriarch zich regelmatig. Maar dankzij de internationale strijd tegen het terrorisme lijkt er nu dus een definitief einde te komen aan de „verminking van de Russische geest”, zoals de patriarch activiteiten van rooms-katholieken en protestanten op Russische bodem pleegt te noemen.