Chinese invasie geeft Suriname kopzorgen
Als de rest van Suriname nog vredig ligt te slapen, is op de beroemde Centrale Markt in de hoofdstad Paramaribo de dag allang begonnen. Hier begint een andere wereld. Elke stap brengt een nieuwe geur met zich mee. De geur van verse vis, citroenen, tientallen soorten groenten vermengd met de zoete aroma van mango’s. Maar de sfeer en de geuren dreigen te verdwijnen. Want Chinese immigranten zorgen met hun nieuwe supermarkten en andere winkels voor een ongelijke concurrentiestrijd.
”De grootste markt van het Caraïbisch gebied”. Of het echt zo is weet niemand zeker, maar het is wel hoe de Centrale Markt wordt genoemd. En met duizenden stands zou dat best wel eens zo kunnen zijn.Als de eerste zonnestralen de markt verwarmen, de groothandelaren vertrekken en de vissers hun laatste vangst hebben verkocht, beginnen de marktverkopers hun standjes klaar te maken. Als bezoeker kom je dan zintuigen tekort. Waar je ook kijkt, overal gebeurt wel wat. Gehaaste mannen duwen steekwagentjes met groenten voort. Een marronvrouw zit achter drie kratten pepers. Rustig plaatst ze de prijsbordjes. Schreeuwen hoeft niet. De geur en kleuren van de pepers doen genoeg.
Bijna alles is er te krijgen. Van de vruchten, vlees, vis, kip en groenten op de begane grond tot de kleding, schoenen en toiletartikelen op de eerste etage. En ergens tussen de kledingstands staat een kraampje met kruiden en specerijen.
Maar hoe bedrijvig en kleurrijk het allemaal ook oogt, veel handelaren zijn allesbehalve optimistisch over de toekomst. Want de laatste jaren is de concurrentie enorm gegroeid als gevolg van de Chinese invasie, zoals de massale komst van de nieuwe immigranten wordt genoemd. Met vliegtuigladingen tegelijk komen ze het land binnen.
Politici en ambtenaren werken maar al te graag mee aan het verlenen van een legale status, al was het alleen maar om de Chinese regering niet voor het hoofd te stoten. China investeert fors in de voormalige Nederlandse kolonie, onder meer door het schenken van nieuwe overheidsgebouwen en andere kostbare zaken. In ruil voor dit alles krijgen de nieuwe Chinezen binnen mum van tijd een verblijfsvergunning, waar andere buitenlanders vaak maanden bezig zijn om zich door de bureaucratische molen te worstelen.
De gevolgen van dit dubieuze beleid zijn voelbaar op de markt. Want volgens de, niet altijd even betrouwbare, cijfers van de Surinaamse overheid is het aantal winkels in de afgelopen vijftien jaar toegenomen van 1900 naar 6700. De meeste nieuwkomers zijn Chinezen die een supermarkt hebben opgezet. En ze verkopen niet alleen levensmiddelen maar hebben ook een uitgebreid kledingassortiment.
„Ik heb de laatste vijf jaar mijn omzet met zeker de helft zien teruglopen”, zegt Andy Findlay. Zijn familie verkoopt al ruim 25 jaar kleding op de markt. „In supermarkten kun je broeken kopen voor een prijs die zelfs onder mijn inkoopprijs ligt. Ik begrijp niet hoe ze dat doen. Voor ons is het eigenlijk niet meer vol te houden. Gelukkig importeren we ook nog elektronische apparatuur waar we nog wel wat aan verdienen.”
Ook voor de handelaren in versproducten zijn het sombere tijden. Jenny Bissesar staat met haar man al ruim twintig jaar op de markt met groenten. „Tot een paar jaar geleden kochten we bij de handelaren nog groenten en fruit in omdat we aan de opbrengst van onze eigen grond niet genoeg hadden. Daar zijn we vijf jaar geleden mee gestopt, zelfs onze eigen producten raken vaak niet meer kwijt. Bij Chinezen is van alles te vinden. Vroeger konden we van de opbrengsten van de markt leven, nu rijdt mijn man ’s middags en ’s avonds taxi, anders zouden we het niet redden.”
De meeste markthandelaren zeggen met concurrentie geen problemen te hebben maar verwijten de overheid met twee maten te meten. „Als markthandelaar moeten we aan allerlei regels voldoen die ook worden gecontroleerd”, verwoordt Findlay de gevoelens. „Wij mogen slechts zes dagen van ’s morgens vroeg tot één uur ’s middags verkopen. De Chinees mag dag en nacht, zeven dagen in de week, zijn deuren openhouden. Ook al zegt de wet dat ze uiterlijk om elf uur ’s avonds moeten sluiten. Niemand controleert dat. Ook niet of ze namaakgoederen of producten waarvan de vervaldatum is verstreken in de winkel hebben liggen. Maar als wij de regels overtreden, krijgen we gelijk een boete of raken we onze vergunning kwijt. Dat is niet eerlijk.”
Marktmeester Armand Baron erkent dat de komst van de buitenlanders voor een achteruitgang in de verkoop heeft gezorgd. „Daar kunnen wij weinig aan doen, het is het beleid van de overheid. Maar ondanks de concurrentie is de markt nog altijd een melkkoe. Je komt er oude bekenden weer tegen, met wie je dan staat te praten. Het is een ontmoetingsplek voor jong en oud! Dat kun je van de supermarkten niet zeggen. De markt heeft een charme die veel mensen zullen blijven opzoeken.”