Moslims het Evangelie brengen
Het Ugandese echtpaar Daniël en Jalia Matovu komt net terug van een kennismakingsreis naar een van de Arabische emiraten. Tijdens de reis is hen duidelijk geworden dat hij als kunstschilder en theoloog, en zij als modeontwerpster en ex-moslim zich geroepen voelen om God te dienen in dat land. „Maar we hebben ons nergens op vastgelegd. Misschien maakt God ons nog duidelijk dat Hij toch wil dat we iets anders gaan doen.”
Het zal niet meevallen voor Daniël en Jalia om sponsoring te vinden voor hun zendingsplannen. De meeste Ugandese christenen vinden nog altijd dat zendelingen uit het Westen naar Afrika moeten komen. Het idee dat Afrikanen zendeling kunnen worden in een land dat veel verder ontwikkeld en veel rijker is dan het arme Uganda, roept vooral verbaasde reacties op. Maar dat vinden Daniël en Jalia een veel te beperkte overweging. „Als God wil dat wij gaan werken onder moslims in dat land, dan zal Hij deuren openen.”De presbyteriaanse gemeente in de Ugandese hoofdstad Kampala waar het echtpaar kerkt, zoekt mogelijkheden om zelfstandig zendelingen uit te zenden en te onderhouden. Een ander Ugandees echtpaar uit de gemeente werkt sinds enkele maanden in Lesotho, een zuidelijk Afrikaans land. De financiering houdt niet over, maar tot nog toe kunnen zij in Lesotho blijven evangeliseren onder studenten.
Daniël heeft bijna zijn studie theologie afgerond aan de African Bible University (ABU) in Kampala. De ABU is een initiatief van de Presbyterian Church in America. Op die universiteit kwamen Daniël en Jalia voor het eerst van hun leven in aanraking met de reformatorische leer.
Daniël: „Tijdens mijn studie hier vielen alle puzzelstukjes van mijn leven in elkaar. Ik heb hier zo veel geleerd. Alle vragen die ik had, zijn beantwoord. Ik leerde ook mezelf zien in relatie tot God. Het grote verschil met vroeger is dat ik nu weet wat ik geloof. Ik kan weerwoord geven aan mijn moeder, die Jehova’s getuige is, op zo’n manier dat ze aandachtig naar me luistert.”
Twijfel
Jalia is geboren in een oer-Kampalese moslimfamilie. Haar vader had drie vrouwen, die overigens alle drie in verschillende huizen in verschillende wijken van de stad woonden. Naast zijn wettelijke vrouwen hield hij er nog een fors aantal vriendinnen op na. Jalia zag haar vader bijna nooit. „Ik nam de islam zeer serieus. Mijn moeder moedigde mij aan om mijn broers en zussen te onderwijzen, want ik was de meest toegewijde moslim thuis. Ook op school viel mijn ijver voor de islam op. Ik werd voorzitter van de moslimmeisjesvereniging. Ik ben tijdens mijn hele middelbareschoolperiode de beste van de school geweest in islamitische studies. Daar ben ik nog steeds trots op.”
Ze was zo goed dat ze na afloop van haar middelbare school een studiebeurs kreeg om een prestigieuze islamopleiding voor vrouwen te volgen in Saudi-Arabië. Maar tijdens de zomervakantie die voorafging aan haar reis naar Saudi-Arabië, ging Jalia twijfelen. „Ik zag dat de levenswandel van onze islamitische leiders niet overeenkwam met wat ze ons leerden. In de Koran staat dat Allah geen genade heeft voor mensen die overspel pleegden. Als je dat doet, worden je gebeden veertig dagen lang niet verhoord. Maar mijn vader, een vooraanstaand moslim, was de meest overspelige man die ik kende. Ook onze islamitische leermeesters en zelfs een aantal imams pleegden overspel. Zo openlijk dat iedereen het wist.”
Ook kon Jalia haar gevoelens „niet uiten naar Allah, omdat alle gebeden in de Arabische taal uitgesproken moesten worden.” Van jongs af aan had Jalia geleerd dat christenen vies waren. Ze aten immers varkensvlees en hielden zich niet aan (islamitische) reinigingswetten. Logisch, maar in de ogen van de devote Jalia absoluut fout. „Ik haatte hen.”
In haar twijfelperiode ontdekte Jalia echter dat veel christenen er een hogere moraal op nahielden dan de meeste moslims die ze kende. „Dan heb ik het vooral over christenen van de toen sterk opkomende pinksterachtige zelfstandige kerken. Die mensen hielden zich, meestal, aan duidelijke regels als niet roken, geen drank en geen overspel. Ik werd geen christen, maar ik dacht wel bij mezelf: „Waarom zou Allah in zijn hemel wel moslims opnemen die zich niet aan zijn wetten houden en geen christenen die zich er wel aan houden?””
Onterfd
Teleurgesteld liet Jalia alles varen. Het fundament in haar leven was in korte tijd verdwenen. Jalia werd losbandig. Ze huppelde van de ene naar de andere relatie, ging naar disco’s en dronk alcohol. Op een dag werd Jalia aangesproken door een christelijke pastor. In een kort gesprek gaf hij haar zijn telefoonnummer en zei dat ze altijd bij hem terechtkon als ze counseling nodig had. Toen ze hem in een depressieve bui belde, nodigde hij haar uit voor een samenkomst. Hij zei dat ze niet bang hoefde te zijn dat de christenen haar zouden aanvallen, omdat ze moslim was.
„Tijdens die dienst was alles anders dan ik gewend was. Het zingen, het bidden. Mannen en vrouwen die samen hun God loofden. Ik zag dat ze een relatie hadden met hun God. Ik dacht: „Deze mensen hebben een waar geloof. Ik heb daar geen deel aan.”
Toen ging het snel. De voorganger riep iedereen die God wilde leren kennen naar voren. Jalia ging en reeds enkele maanden later werd ze gedoopt. „Dopen is heel belangrijk voor ex-moslims. Daarmee neem je in het openbaar afstand van je oude geloof.”
Jalia vertelde thuis niets. Dat durfde ze als ’verse’ christen nog niet aan. Ze was bang voor de verdrukking die zeker zou volgen. Ze had haar Bijbel in een andere boekomslag verborgen. Toen haar moeder erachter kwam, bleef het bij schelden. Maar toen Jalia’s vader haar ’verraad’ ontdekte, sloeg hij haar in elkaar. Enige tijd later gooide hij persoonlijk al haar spullen op straat en vertrapte alles. Weer enkele dagen later vertelde hij zijn dochter telefonisch dat hij haar onterfd had en dat hij als clanoudste haar uit de familieclan had gegooid.
Precies op dat moment begon ook de studie industriële en beeldende kunst, waarvoor Jalia zich aan de Makerere-universiteit in Kampala had opgegeven. Vanwege haar buitengewoon goede schoolresultaten had Jalia ook voor die studie een studiebeurs gekregen. Daarmee was ze onafhankelijk van steun van haar ouders.
Ze heeft tijdens de vier jaren van haar studie veel geleerd over het christendom. Ze ontdekte dat er stevige verschillen waren tussen kerken en kerkelijke richtingen. „Toen ik moslim was, was Allah heel ver weg, hoogverheven, heilig. Alleen door goed te leven, kon je naar hem toe groeien. Ik voelde me bij veel pinkstergroepen niet echt thuis, omdat daar juist een beeld heerste van God als een soort vriend. Dat ging en gaat me te ver. Nu geloof ik in een God Die nog steeds hoog verheven is, maar Die in Zijn grote goedheid ons verandert. In die zin kun je zeggen dat het reformatorische godsbeeld dicht bij het godsbeeld van veel islamieten staat.”
Vragen
Ook Daniël heeft een zeer wisselend geloofsleven achter de rug. Zoals overigens veel christenen in Afrika, waar de kerk in tegenstelling tot Europa nog zeer jong is. Veel christenen gaan zoekend hun weg.
Toen Daniël geboren werd, waren zijn ouders rooms-katholiek. „Ik nam als jongetje het geloof heel serieus. Ik vroeg mijn moeder op een gegeven moment wat ik moest doen om paus te worden. Niet vanwege een goede carrière, maar omdat ik een zo christelijk mogelijk mens wilde worden. Ik gaf me op als misdienaar. Het katholieke geloof was immers het enige wat ik kende.”
Zijn ouders woonden in een dorpje en stuurden Daniël naar een goede basisschool in Kampala. Hij moest bij een tante gaan wonen. Die was anglicaans en dus ging hij vanaf dat moment naar de Anglicaanse Kerk. Toen Daniël bijna klaar was met de basisschool, scheidden zijn ouders. „Mijn vader bleek al lange tijd vreemd te gaan. Ik voelde me in de steek gelaten. Ik zag dat veel katholieken vreemdgingen. Vaak openlijk. Iedereen wist het. Ik zag ook dat de top van de Anglicaanse Kerk verwikkeld was in ruzies over landeigendom. Dat stond breeduit in de krant. Ik vond het allemaal zo hypocriet dat ik niet meer bij een kerk wilde horen. Ik geloofde nog wel vaag in God, maar zo jong als ik was, had de kerk voor mij afgedaan.”
Op de middelbare school kwam Daniël in contact met passievolle voorgangers van vrije kerken. Hun vuur sprak hem aan. Hij ging weer meer nadenken over het geloof, maar hij sloot zich niet aan bij een kerk. „Ik had veel vragen. Wat is de drie-eenheid? Wie is God? Wat betekent redding van zonden? Die vragen had ik, omdat mijn moeder inmiddels Jehova’s getuige was geworden en mijn prille geloof met allerlei opmerkingen onderuit probeerde te halen. Met haar Bijbel in haar hand legde ze me uit dat de drie-eenheid niet bestond en dat Jezus geen God kon zijn. Ik had geen weerwoord.”
Het stuitte Daniël tegen de borst dat voorgangers in veel vrije groepen heel veel energie staken in het financieel uitmelken van hun gemeenteleden. Ook lieten ze het na om Bijbeluitleg te geven. Daardoor bleef hij met zijn vragen rondlopen. In een baptistenkerk werd hij geraakt door het enthousiasme waarmee kerkgangers geloofden, maar hij vond ook daar te weinig Bijbeluitleg. „De voorganger nam een Bijbelvers en maakte daarmee zijn eigen punt.”
Vertrouwen
Zijn honger werd uiteindelijk gestild door een presbyteriaanse zendeling die bijeenkomsten belegde voor universiteitsstudenten. „Die zendeling zei dat het tijd werd dat Afrikanen als zendeling de wereld ingingen. Ik leerde bij zijn lessen Jalia kennen en toen we aangaven dat we stonden te popelen om uitgezonden te worden, zei die Amerikaan opeens dat we eerst een theologische studie moesten doen. Dat leek ons nogal verspilling van tijd, maar hij wist ons te overtuigen.”
Jalia: „We zien nu allebei in hoe God ons leven gestuurd heeft. We hebben allebei leemtes leren kennen waar veel zoekende christenen en moslims mee rondlopen. Tijdens de theologiestudie, die ik ook gedeeltelijk heb gevolgd, hebben we geleerd dat God die leemtes op wil vullen en hoe we dat aan die mensen kunnen vertellen.”
„Toen Daniël mij beter leerde kennen, zag hij hoe moeilijk ik en andere ex-moslims het hebben met de druk die onze familieleden op ons uitoefenen. Zo groeide bij hem het verlangen om moslims te bereiken. Als we de mijlpalen in ons leven bekijken, zien we dat ze allemaal leiden naar evangelisatie onder moslims.”
Daniël: „We merken ook dat moslims met hun problemen makkelijker naar ons toe komen dan naar veel andere christenen. We weten dat we als christen niet direct met de deur in huis moeten vallen. Als je jezelf introduceert als iemand die hen wil bekeren, dan creëer je afstand. Er is nu eenmaal altijd een grote spanning tussen christenen en moslims die we moeten overbruggen. Dat doen we door vriendschapsbanden aan te gaan. Als het wederzijdse vertrouwen groeit, is onze ervaring dat God altijd deuren opent om te getuigen. Daar wachten we op.”
”Wachten” is een sleutelwoord bij Daniël en Jalia. Daniël: „Wij hebben ons beschikbaar gesteld voor werk in Gods Koninkrijk. Wij geloven dat Hij ons zal leiden. Wij hebben de regie uit handen gegeven. We kunnen allebei goede banen krijgen. Ik verdien nu als kunstschilder in mijn vrije uurtjes al veel geld. Jalia scoort ook hoog met haar ontwerpen voor kinderkleding en wandversieringen. Maar met zo’n leven hebben we geen rust. We willen onze kunstkwaliteiten gebruiken als instrument om mensen te bereiken. We hebben tijdens deze kennismakingsreis ontdekt dat er in de emiraten grote behoefte is aan kunst van eigen bodem. Heel veel mooie spullen voor bijvoorbeeld hotels of bij mensen thuis worden geïmporteerd. In de emiraten is immers geld genoeg. Er is veel vraag naar kunst waarin de mensen iets ontdekken van hun eigen cultuur of van een cultuur die dicht bij hen staat.”
In de emiraten wonen veel buitenlanders die daar enkele jaren werken. Onder hen is veel eenzaamheid. Zij missen hun familie. Tijdens de korte tijd die Daniël en Jalia er nu hebben doorgebracht, hebben verschillende mensen hun harten bij hen uitgestort. „Al die buitenlanders zorgen er echter ook voor dat de emiraten binnen de moslimwereld veel mogelijkheden bieden voor verspreiding van het christendom”, zegt Daniël. „Als wij tijdens de enkele jaren dat een moslim in zo’n emiraat werkt hem en zijn gezin kunnen bereiken met het Evangelie, keert hij na afloop van die tijd terug naar zijn huis, dat vaak in een land staat waar je heel moeilijk ingang kunt vinden als zendeling. In de emiraten is meer godsdienstvrijheid dan in veel van de omringende islamitische landen. We mogen niet actief evangeliseren, maar christenen mogen er wel naar een kerk gaan.”
„Wij kunnen veel leren aan mensen die geïnteresseerd zijn in kunstvormen als schilderen, weven, kleding ontwerpen, maar ook businesskaartjes en reclameborden ontwerpen, enz. Vaardigheden waar ze echt iets aan hebben. Ze kunnen er een inkomen mee verdienen. Tegelijkertijd hopen we vriendschappen op te bouwen. We wachten tot mensen zelf komen met vragen. Eigenlijk hetzelfde dus als wat we nu al in Uganda met onze moslimvrienden doen.”