Schijn
De mensen van Sardis hadden de naam dat ze leefden. Ze werden geoordeeld in een levendige staat voor God te zijn. Nochtans zegt de Heere: Niettegenstaande uw naam, voor Mij zijt gij dood! Dat is niet overeenkomstig uw naam, want u hebt de naam dat u leeft. Hoewel velen uwer een fraaie vertoning maken, zo zijn ze nochtans maar geveinsden.Het schijnt dat de gemeente van Sardis vrij geweest is van grove dwalingen, want daar wordt niets van gemeld zoals in andere gemeenten. Het schijnt dat Sardis wel een grote ijver tot reformatie had. Op dergelijke gronden werden de gemeenteleden door anderen geoordeeld in een uitnemende gestalte te zijn en de leraars werden uitmuntende predikanten bevonden. Geen gemeente werd zo gelukkig geacht als die van Sardis en het scheen een gezegende zaak te zijn om in zo’n plaats te wonen.
Nochtans waren zij waarlijk voor de Heere dood en kwamen zij niet met hun naam overeen. Dat is een allergevaarlijkste toestand. Dit moest de leraars van een gemeente doen beven, en ervoor doen waken dat ze zich tevreden zouden stellen met wat ijdele namen die voor God te licht bevonden zullen worden.
Jacobus Durham, predikant te Glasgow (Openbaring van Johannes, 1745)