Nederland wil grotere plaats OVSE bij EU
De Nederlandse regering gaat volgend jaar proberen de Europese Unie te stimuleren beleid te ontwikkelen ten opzichte van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa). Volgens Nederland, dat volgend jaar voorzitter is van de OVSE, doet de EU momenteel te weinig met de OVSE.
Dat zei ambtenaar R. G. Strikker, hoofd van de OVSE-werkgroep op het ministerie van Buitenlandse Zaken, woensdagavond tijdens een bijeenkomst van het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken over het Nederlands voorzitterschap van de OVSE.
De OVSE is een organisatie met 55 lidstaten binnen Europa en Noord-Amerika. De organisatie doet aan conflictpreventie, crisisbeheersing en wederopbouw. Zo is de OVSE op de Balkan bijvoorbeeld betrokken bij de heropbouw van de rechtsstaat door het opleiden van rechters en politiemensen.
Het OVSE-voorzitterschap duurt een vol jaar. In de tweede helft van volgend jaar is Nederland ook voorzitter van de EU. En in november 2003 neemt Nederland ook nog eens de leiding op zich in de Raad van Europa, die duurt tot mei 2004. „Nederland staat volgend jaar ten dienste van Europa”, aldus Strikker.
Een voorbeeld van de blinde vlek van de EU tegenover de OVSE is de slechte afstemming van het werk op de grond. „De veldaanwezigheid van de OVSE is sterk”, aldus Strikker. „Op de Balkan is de OVSE betrokken bij de training van rechters en politiemensen. Tegelijk zijn er diverse EU-projecten. Die zijn vaak niet goed op elkaar afgestemd. De grootste verantwoordelijkheid daarvan ligt echter bij de lidstaten zelf. Die activiteiten moeten op onze eigen ministeries worden gecoördineerd.”
Hoewel de Nederlandse regering dus veel idealen heeft met het OVSE-voorzitterschap, waarschuwde Strikker ervoor „geen hoge verwachtingen” te koesteren. „Wij verwachten veel van de OVSE. Verder nemen we niet veel risico’s.”
Strikker verwees naar het voorzitterschap van Noorwegen in 1999 en van Roemenië in 2000. „Die werden overvallen door internationale ontwikkelingen op de Balkan, waardoor alle mooie plannen direct de prullenmand in konden.” In het Nederlandse geval zou een oorlog tegen Irak de zaken kunnen beïnvloeden. „Formeel is dit geen aangelegenheid van de OVSE, maar het zal zeker de sfeer bepalen. Als die oorlog uitbreekt, zal de minister in elk geval weinig tijd meer aan de OVSE kunnen besteden.”
Minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken heeft zich er tijdens zijn periode voor uitgesproken dat Nederland tijdens zijn voorzitterschap van de OVSE aandacht zou kunnen vragen voor de godsdienstvrijheid. Dat onderwerp komt echter niet voor in de vooruitblik die de huidige minister De Hoop Scheffer aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Toch is dit niet weg, aldus Strikker. „De OVSE is van oorsprong een organisatie voor conferenties en nog steeds wordt er heel veel gepraat. Tijdens die talrijke bijeenkomsten zal de voorzitter aandacht geven aan de godsdienstvrijheid. In 1991 hebben we dat tijdens het voorzitterschap ook al gedaan. Maar daar komen ook andere mensenrechten aan de orde, zoals de positie van de Roma en de Sinti in Europa. In beperkte mate kan de voorzitter die agenda sturen.”
Strikker verhulde woensdagavond niet dat de taak van de OVSE steeds minder helder wordt. „Tot 1990 was het een platform waar Oost en West elkaar ontmoetten. Daarvoor is het niet meer nodig. Daarom hangt er al jaren een groot vraagteken boven de OVSE: Waarheen? Dat vraagteken wordt met de uitbreiding van de NAVO en de EU in oostelijke richting alleen maar groter. Nederland kan dat ook niet oplossen, want dat hangt samen met de internationale situatie binnen Europa”, aldus Strikker.