Cultuur & boeken

IJverige en luie wereldmijders

Titel:

J. C. Karels
11 December 2002 13:59Gewijzigd op 14 November 2020 00:00

”Verleidingen in de woestijn. Het leven van de heilige Antonius”
Auteur: Athanasius van Alexandrië, vert. Vincent Hunink
Uitgeverij: Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002
ISBN 90 253 0185 1
Pagina’s: 117
Prijs: € 11,50. Titel: ”Het werk van monniken”
Titel: Aurelius Augustinus, vert. Laurens Baas en Vincent Hunink, inl. Paul van Geest
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer 2002
ISBN 90 211 6125 7
Pagina’s: 104
Prijs: € 15,-

Titel: ”Over de mystieke theologie”
Auteur: Pseudo-Dionysius de Areopagiet; vert., essay en nawoord Ben Schomakers
Uitgeverij: Damon, Budel, 2002
ISBN 90 5573 319 9
Pagina’s: 256
Prijs: € 16,90.

Titel: ”Het boek van de goddelijke troost”
Auteur: Meister Eckhart; vert. Jan Calis, Bruno Nagel en Theo van Velthoven; inl. Maarten J. F. M. Hoenen en Bruno Nagel
Uitgeverij: Ten Have/Pelckmans, Baarn/Kapellen, 2002
ISBN 90 259 5289 5
Pagina’s: 174
Prijs: € 15,95.

Kluizenaars en monniken laten familie en vrienden achter, trekken zich terug uit de maatschappij en vluchten de woestijn in. Daar doorvorsen ze -via meditatie, ascese en zelfkastijding- de ziel om het Licht te zien. Opnieuw uitgegeven klassieke teksten van Athanasius, Augustinus, Pseudo-Dionysius en Eckhart bieden tegenwicht aan de huidige praktijk van consumeren en produceren.

„Waarde monniken in het buitenland, het is goed dat u wedijvert met de monniken van Egypte, die u wilt evenaren of zelfs overtreffen in de ascese die naar de deugd leidt. Dat is inderdaad mogelijk, want er bestaan nu ook bij u kluizen en de naam ”kluizenaar” is heel gangbaar geworden. Uw voornemen verdient zonder meer lof, en moge God het mede door uw gebed tot vervulling brengen.”

Deze aansporing gaf bisschop Athanasius van Alexandrië (295-373) zijn lezers in een begeleidend schrijven bij zijn biografie over de kluizenaar Antonius. Het ”Leven van Antonius”, geschreven rond 360, is het eerste heiligenleven uit de westerse literatuur, een model waarop latere bijdragen aan dit genre teruggrijpen. Athanasius wilde met zijn boek een bruikbaar model voor het kluizenaarschap bieden. Het beeld van de heilige is dan ook waar nodig geïdealiseerd.

Alle bezit verkopen, de opbrengst verdelen onder de armen, de woestijn intrekken, op zoek naar waarheid, stilte, naar God: de monnik Antonius kwam tot dit rigoureuze besluit in de derde eeuw na Christus. Twintig jaar vocht hij in de eenzaamheid tegen duivels en aanvechtingen. Hij steunde gevangenen, genas zieken, verrichtte wonderen. In het verhaal van Athanasius komt de kluizenaar naar voren als een eigenzinnige, eenvoudige en innemende man. De vertaling van Vincent Hunink, docent aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, is voorzien van een nawoord waarin hij bronnen en bijbelteksten verantwoordt.

Schoenmakers en boeren
De eenzaamheid van het kluizenaarsbestaan betekent niet dat lichamelijke arbeid ten enenmale taboe is. In de ideale situatie zijn geestelijke en lichamelijke inspanning in balans. Korte tijd na Athanasius gaf ook de kerkvader Augustinus (354-430) zijn visie op het leven in de afzondering. De bisschop van Hippo kreeg rond 400 te maken met monniken die het overbodig vonden met lichamelijke arbeid hun brood te verdienen en meenden te kunnen volstaan met bidden en preken alleen. In zijn ”De opere monachorum” haalt hij hen over de hekel.

Van belang is dat Augustinus uitvoerig ingaat op de visie van de apostel Paulus. Kennelijk hebben niet alleen diens genadeleer, maar ook diens visie op de balans tussen hoofd en handen hem geïnspireerd.

Luie monniken beroepen zich op het woord van Jezus niet bezorgd te zijn voor morgen, omdat elke dag genoeg heeft aan zijn eigen kwaad (Matth. 6:25-34). Dat Paulus zegt dat wie niet werkt ook niet zal eten (2 Thess. 3:10) moet dus wel geestelijk bedoeld zijn, menen ze.

Op een subtiele en scherpzinnige wijze gaat de kerkvader de luie monniken voor in exegese van de bewuste teksten en maant hij hen tot nederigheid en gehoorzaamheid. Ook de apostel zelf heeft lichamelijk werk gedaan, zegt Augstinus, „in alle onschuld en eerzaamheid verrichtte hij nuttige arbeid, zoals het werk van timmerlui, bouwvakkers, schoenmakers, boeren en dergelijke.” Kortom, handwerk hoort bij het monnikenbestaan. En onder het werk kun je prima geestelijke gezangen zingen, aldus Augustinus, „om zo het werk met een soort hemelse arbeidsvitaminen te veraangenamen.”

De editie van Laurens Baas oogt verzorgd en gaat vergezeld van een grondig gedocumenteerde inleiding, met bronnen- en literatuuropgave en een register van bijbelplaatsen. Aardig om te lezen is Augustinus’ appendix gericht tegen monniken met lang haar.

Valse naam
Biedt Athanasius een model voor het kluizenaarsbestaan, corrigeert Augustinus een monnikendom dat dreigt te ontsporen, Pseudo-Dionysius de Areopagiet geeft met zijn ”Over de mystieke theologie” een bijpassende theologie van de wereldmijding. Pseudo-Dionysius presenteert zichzelf als de bekeerling van de apostel Paulus bij de Areópagus, zie Handelingen. In werkelijkheid leefde deze man enkele eeuwen later. Hoe en waar is nog niet exact bekend, al wordt inmiddels aangenomen dat zijn werken rond het jaar 475 verschenen en dat hij in Syrië moet hebben gewoond.

Het boekje van slechts enkele bladzijden is geschreven in een bizarre opeenvolging van abstracta en is misschien wel een van de vreemdste teksten uit de geschiedenis van de wijsbegeerte. In zijn mijmeringen probeert de christendenker methoden te vinden om God te begrijpen, geholpen door een neoplatoons begrippenarsenaal. Maar hij redt het niet: slechts ontkenningen blijken geschikt om de Onkenbare, oorzaak van alles, te benoemen. „En zo spreken we uit dat de oorzaak van alles, die boven alles is, niet zonder zijndheid is en niet levenloos en niet geestloos, en ook niet lichaam is; dat zij niet houding en niet vorm en niet kwaliteit of kwantiteit of massa heeft; en niet op een plaats is; en niet zichtbaar is, en niet zintuiglijke aanraking toestaat; en ook niet zintuiglijk waarneemt en niet zintuiglijk is.” Het citaat gaat nog verder, omwille van de lengte breek ik af.

Een indrukwekkende poging, zonder meer. Maar hier blijkt ook dat deze man Paulus’ onderwijs niet helemaal heeft begrepen, gezien zijn wel heel speculatieve manier van redeneren. Dat neemt niet weg dat dit merkwaardige en fascinerende geschrift behoort tot de meest invloedrijke werken uit de westerse mystieke traditie. Vertaler Ben Schomakers schrijft een exegese van 250 pagina’s over dit zes bladzijden tellend geschriftje.

Lijden
In ”Het boek van de goddelijke troost” ontvouwt de laatmiddeleeuwse mysticus Meister Eckhart een spiritualiteit van het lijden. De naam Eckhart is onlosmakelijk verbonden met de veroordeling van zijn opvattingen door het kerkelijk leergezag. Wie hierover meer wil weten, zou de roman ”Het proces van meester Eckhart” van Simon Vestdijk kunnen lezen. Eckhart is een uitzonderlijk geval: de enige grote theoloog uit de Middeleeuwen tegen wie een proces op verdenking van ketterij is aangespannen.

Het ”Troostboek”, zoals dit werk ook wordt genoemd, kenmerkt zich door een rode draad die in meerdere varianten door de tekst heenloopt: de mens die in situaties van lijden voor God kiest en zich afwendt van de vergankelijke schepping, vindt troost. Als de lijdende mens zijn wil in overeenstemming weet te brengen met de Goddelijke wil, dan wil hij wat God wil. Dan ook is zijn leven in overeenstemming met de oorspronkelijke bedoeling van de Schepper met Zijn creatuur.

Als grootste troost wijst Eckhart op het feit dat God Zelf met de mens meelijdt. Als mysticus laat hij de ”schepsellijke” beelden achter zich: alleen die mens die zich van al het creatuurlijke heeft ontdaan en God als zijn Vader erkent, ontmoet God in zijn lijden. Eckhart zegt: „Dat God met ons is in het lijden, betekent dat hij zelf met ons lijdt. Waarlijk, wie de waarheid kent, die weet dat ik waarheid spreek. God lijdt met de mens, ja, hij lijdt op zijn wijze eerder en veel meer dan degene lijdt, die om hem lijdt. Nu zeg ik: als God dan Zelf wil lijden, dan is het billijk dat ik moet lijden, want, als het goed met mij staat, dan wil ik wat God wil.”

Eckharts boek combineert wijsgerige diepgang met pastorale bewogenheid. De vertalers schreven een inleiding waarin hij wordt geplaatst in de filosofische en theologische traditie. Bepaalde termen zijn in een verklarende lijst uitgelegd.

Spiegel
Het is een lastige opgave de betekenis van deze klassieke teksten voor het heden te overzien. Provocerend voor moderne lezers zijn ze in elk geval: hier is sprake van geestkracht, discipline en authenticiteit die in de huidige tijd verloren is gegaan (of we moeten het zelfgekozen kloosterentertainment, dat de laatste tijd populair begint te worden, erbij willen halen). Het kluizenaarsbestaan met z’n vaste gebeds- en meditatiemomenten, met de beperkingen die men het lichaam oplegt, zou kunnen functioneren als spiegel voor consumenten en vakantiegangers van nu. Mystici weten dat God niet wordt gevonden in het straatrumoer, maar in wat de gereformeerde traditie de binnenkamer heeft genoemd: de rust, stilte, eenzaamheid.

Natuurlijk vallen er genoeg voetangels en klemmen aan te wijzen in dit type geloofsbeschouwing en -ervaring. Iemand als Pseudo-Dionysius staat ver af van de taal van de Schrift. En Eckhart heeft niet voor niets minder invloed gehad onder gereformeerde dominees in de zeventiende en de achttiende eeuw dan Bernardus van Clairvaux en Thomas à Kempis. De problemen laat ik nu even rusten, ze zijn er zeker, en er zou evenzeer een boek over te schrijven zijn waarin relaties gelegd kunnen worden met de telkens oplaaiende discussies over geloof en zekerheid.

Maar wie meent dat mystici zich (alleen maar) hebben overgegeven aan wereldvreemd wroeten in de krochten van de menselijke ziel, zou zich eens wat verder moeten verdiepen in de protestantse traditie. Dan ontdek je mensen bij wie innerlijke vroomheid en sociaal engagement hand in hand gaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer