Schinkelshoek ging toch spreken
Titel:
”Het uitnemendste bevel. Uit het leven van ds. J. Schinkelshoek”
Auteur: J. M. Vermeulen
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen, 2002
ISBN 90 6140 821 0
Pagina’s: 276
Prijs: € 22,75. „Zwaar van praat, licht van leven en hoog van hart is de ongestalte waarin ik de meeste dagen verslijt.” Het is een van de wijze uitspraken van ds. J. Schinkelshoek (1916-1981). Biograaf J. M. Vermeulen heeft er in zijn boek ”Het uitnemendste bevel” heel wat verzameld. Om nog een zinrijke spreuk te citeren: „Nooit kan een dorstende Kerk meer dorsten naar de Fontein, dan de Fontein dorst naar de dorstigen.”
Johannes Schinkelshoek nam deel aan het kerkelijk leven in de anno 1927 gestichte vrije gemeente van Kralingseveer. Op 19-jarige leeftijd sloeg hij als een doodschuldige een oog buiten zichzelf op het Lam Gods. Toen hij 28 jaar was, wist Schinkelshoek zich op grond van het bloed des kruises vrijgesproken van schuld en straf. Inmiddels had ds. Joh. van der Poel hem in 1942 tot ouderling bevestigd. Een jaar later trad de gemeente toe tot de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten.
Schinkelshoek voelde zich geroepen tot predikant. Halverwege de jaren vijftig verkreeg hij een attest van zijn kerkenraad om gehoord te worden door de Commissie van Onderzoek. Deze wees hem echter af. Vanaf 1956 ging hij, desondanks, uit spreken. Voor het eerst in Monster, op zondag 22 januari 1956. Het gezin verhuisde naar Hendrik-Ido-Ambacht. Schinkelshoek kreeg werk bij een gasbedrijf. Het getal van degenen die zijn stichtelijk woord begeerden, groeide. In 1961 sprak hij op tien verschillende plaatsen, in totaal 148 maal.
Vanaf 1966 ging hij vaak voor in de voormalige christelijke gereformeerde gemeente te Werkendam. In 1968 trad die toe tot het verband van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Roeping
Schinkelshoek bleef spreken. Hij werd lid in Werkendam. Ds. W. Kamp, voorganger geworden via de kerkenraad van Kralingseveer in de tijd dat Johannes daar ouderling was, bevestigde nu laatstgenoemde tot ouderling. In datzelfde jaar aanvaardde de Commissie van Onderzoek Schinkelshoek. „De eerste dienst in de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland was preeknummer 1668”, aldus de auteur. Vanaf 1970 fungeerde Schinkelshoek als lerend ouderling te Kampen. Vanaf 1973 als predikant. Vanaf 1979 diende hij de gemeente te Stavenisse. En op 21 mei 1981 ontsliep hij, zoals de rouwkaart zegt „in zijn God en Christus.”
Het is goed dat Vermeulen zijn boek een ondertitel gaf. Het biedt iets ”Uit het leven van ds. J. Schinkelshoek”. Het is immers altijd moeilijk een complete en betrouwbare biografie te schrijven. Inhoudelijk vermeldt het boek niet zo veel over de roeping van de predikant tot het ambt van herder en leraar. Maar „hij heeft het bevel om Gods Woord te spreken altijd gevoeld en ook opgevolgd, hoezeer het ook bestreden werd.” Daarom gebruikt de auteur de titel ”Het uitnemendste bevel”.
Vragen
De passages over het leven van een arme zondaar -zoals in hoofdstuk 2- zijn zeer herkenbaar. Het leven van de beschrevene dwingt respect af. Toch blijven er bij het boek enkele vragen. De auteur begint met inzicht te verschaffen in de verwevenheid van de familie Schinkelshoek met het burgerlijk bestuur van Maassluis. Na 1720 trekt de familie zich terug uit het bestuurlijk, politiek en maatschappelijk leven van die stad. „Rond 1700 dook in Vlaardingen, schijnbaar uit het niets, een zekere Cornelis Cornelisz. Schinkelshoek op. Niets is van hem bekend en zelfs zijn overlijdensdatum is in raadselen gehuld.” Dit is een voorvader van ds. J. Schinkelshoek. De verbinding tussen de Vlaardinger en de familie uit Maassluis is mij niet duidelijk.
Een andere vraag. De auteur schrijft dat A. van Zon in 1913 geen dominee werd, omdat „het curatorium daar een stokje voor had gestoken.” Was in die tijd de toelating tot het ambt voor predikant niet slechts mogelijk via de kerkenraad en de classis? Pas in 1931 stelde de Commissie van Toezicht de Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten voor dat iemand die zich geroepen wist zich via de kerkenraad rechtstreeks tot de Commissie van Toezicht zou wenden voor onderzoek. Vanaf toen was er sprake van ”het curatorium”.
Niemand zal betwisten dat het in een biografisch werk van belang is zorgvuldig om te gaan met aanhalingstekens. Ouderling Jongeneel van Kralingseveer sprak in 1942 zijn 26-jarige mede-ouderling Schinkelshoek toe. Het citaat is vrij lang en staat tussen aanhalingstekens. Hoe hebben de hoorders dat zo vast kunnen leggen? Of had Jongeneel zijn toespraak opgeschreven?
Ten slotte: de echtgenote van Schinkelshoek liep enige tijd naar Capelle aan den IJssel, waar ds. G. A. Zijderveld diende. Zij „kon onder diens weinig bevindelijke prediking niet kerken.” Eist zo’n uitspraak niet enige weloverwogen motivatie?
”Het uitnemendste bevel” is het achtste boek in een serie levensverhalen van Vermeulen over predikanten van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Alle titels -de uitgave over ds. Joh. van der Poel heet ”Het wonderlijkste wonder”- kenmerken zich door superlatieven. Dat bevordert de herkenbaarheid. Menig liefhebber zal ook deze uitgave willen lezen.