Nobelprijs uitgereikt aan ex-president Carter
Jimmy Carter heeft dinsdag in Oslo de Nobelprijs voor de vrede in ontvangst genomen. De prijs werd de voormalige Amerikaanse president onder andere toegekend voor zijn beslissende bijdrage aan het vredesverdrag van Camp David tussen Israël en Egypte, dat 24 jaar geleden werd gesloten.
De 78-jarige Carter ontving de prijs in een wereld die er ondanks zijn onvermoeibare inspanningen ten behoeve van vrede, gezondheid en mensenrechten volgens hem niet vriendelijker op is geworden. „In plaats van een millennium van vrede binnen te gaan is de wereld tegenwoordig in veel opzichten gevaarlijker geworden”, zei Carter in zijn aanvaardingsrede. „Het grotere gemak van reizen en communicatie is niet gepaard gegaan met een gelijke mate van begrip en wederzijds respect.”
Carter, een Democraat, heeft er herhaaldelijk bij president George Bush op aangedrongen een oorlog tegen Irak te vermijden en met de Verenigde Naties samen te werken. „Oorlog mag soms een noodzakelijk kwaad zijn, maar hoe noodzakelijk ook, het zal altijd een kwaad zijn, nooit een goede zaak”, zei hij. „Wij zullen niet in vrede leren samenleven door elkaars kinderen te doden.”
Carter drong aan op respect voor de VN als internationaal forum voor het oplossen van geschillen. Zonder Bush te noemen, waarschuwde Carter dat oorlog niet gebruikt moet worden als beleidsinstrument. „Als machtige landen het principe van een preventieve oorlog aanhangen, kan dat een voorbeeld stellen dat desastreuze gevolgen kan hebben”, zei Carter, die ook de aanvaardingsrede van Ralph Bunche aanhaalde, een landgenoot die in 1950 de vredesprijs won. „De suggestie dat oorlog een oorlog kan voorkomen is een spel van woorden en een gemene vorm van oorlogshitserij. Het streven van iedereen die oprecht in vrede gelooft, moet duidelijk zijn ieder eerzaam middel te beproeven om de vrede te bewaren. De wereld heeft ampel bewijs geleverd dat oorlog enkel maar omstandigheden schept waar nog meer oorlog uit voort kan komen.”
Voorzitter Gunnar Berge van het vijfkoppige Nobelcomité, die in oktober een rel veroorzaakte door de toekenning van de prijs aan Carter voor te stellen als kritiek op het „agressieve beleid” van de huidige Amerikaanse president, zei dat Carter de prijs natuurlijk al in 1978 samen met de Israëlische premier Menachem Begin en de Egyptische president Anwar Sadat had moeten krijgen. Alleen door een technische fout -Carter werd te laat genomineerd- gebeurde dat niet. „Carter zal waarschijnlijk niet de Amerikaanse geschiedenis ingaan als de meest doeltreffende president”, zei Berge. „Maar hij is zeer beslist de beste oud-president die het land ooit heeft gehad.”
Carter, een voormalige pindaboer, werd in 1980 na één ambtstermijn verslagen door Ronald Reagan. In 1982 richtte hij met zijn vrouw het Carter Centrum op in Atlanta, vanwaaruit hij tot op de dag van vandaag de wereld bereist voor missies ten behoeve van vrede, democratie en gerechtigheid.
Carter prees nog eens de grote persoonlijke moed die Begin en Sadat hadden getoond door destijds een vredesakkoord te sluiten. Sadat heeft dat met de dood moeten bekopen. Hij werd in 1981 vermoord. Van de andere Nobelprijswinnaars die hem voorgingen noemde Carter de net als hij uit Georgia afkomstige Martin Luther King, de winnaar van 1964, „de grootste leider die mijn staat ooit heeft voortgebracht.”
Onder het publiek dat de plechtigheid in Oslo bijwoonde waren de Noorse koning Harald en de kinderen en kleinkinderen van Carter.