Buitenland

Bosnië nog altijd diep verdeeld

Nog altijd heeft Nederland enkele tientallen militairen gestationeerd in Bosnië en Herzegovina. Ze zien met lede ogen aan hoe dertien jaar na het einde van de verwoestende oorlog de etnische spanningen weer oplopen. „We dachten dat het hier vanzelf goed zou komen, maar er is meer nodig.”

Peter van Klinken
6 February 2009 16:44Gewijzigd op 14 November 2020 07:15
Weidse grauwe vlaktes in Bosnië Herzegovina met om de paar kilometer een totaal verwoest dorpje. Foto’s Peter van Klinken
Weidse grauwe vlaktes in Bosnië Herzegovina met om de paar kilometer een totaal verwoest dorpje. Foto’s Peter van Klinken

Dor en doods is de polje, het laagland tussen de links en rechts opdoemende bergen. Weidse grauwe vlaktes, bezaaid met keien en verdorde bomen. In dit maanlandschap kom je ook nog om de paar kilometer een totaal verwoest dorpje tegen. Dat is Bosnië en Herzegovina vandaag de dag.Majoor Frits Verschuure en adjudant Han Logchies zien het bijna dagelijks. Met hoge snelheid rijden ze met hun terreinwagen door het verlaten landschap. Dat kan ook makkelijk, op de weg is nauwelijks ander verkeer. Af en toe wordt er afgeremd om iets uit de omgeving toe te lichten. „Kijk, dat is duidelijk een mortierinslag geweest, dat dak daar is eraf geblazen door een tankgranaat.”

Frontlinie
Verschuure en Logchies zijn twee van de ongeveer zestig Nederlandse militairen die in Bosnië en Herzegovina deel uitmaken van de Eufor-vredesmacht. Vandaag voeren ze een patrouille uit in hun werkgebied, kanton 10, een provincie in het westen. De tocht gaat richting het noordelijker gelegen Bosansko Grahovo, een van de zwaarst getroffen steden in westelijk Bosnië tijdens de oorlog.

Hoe dichter we erbij in de buurt komen, hoe groter het aantal verwoeste en verlaten gebouwen. Dit gebied was lange tijd de frontlinie tussen de Kroatische en de Joegoslavische en Servische troepen. Eerst verdreven de Serviërs de Kroaten, die in 1995 wraak namen met de Operatie Storm. „Je kunt ervan uitgaan dat alle kapotte huizen hier van Serviërs waren”, licht Logchies toe. „De bevolking is op de vlucht geslagen en hun huizen zijn vernietigd.” Slechts een enkeling is teruggekeerd. „Dat zijn vaak oudere Serviërs, die hier hun geboortegrond hebben en hier ook hun oude dag willen slijten”, aldus Logchies.

We gaan even van de weg af om een kijkje te nemen in zo’n verwoeste nederzetting. Enkele gerepareerde daken verraden dat er weer mensen wonen. Dat blijken inderdaad enkele Servische bejaarden te zijn. Een oude man -diepe groeven in zijn gelaat en slechts enkele tanden in zijn mond- staat wat hout te hakken voor de winter. „Ik heb drie oorlogen meegemaakt”, zegt hij, „maar de laatste was het ergst. We hebben hier niets meer.”

Overdrijven doet hij niet. Hij woont te midden van verwoeste huizen, in een doodse vlakte. Zijn vrouw komt naar buiten lopen. Ze ziet de rest van de winter met angst en beven tegemoet. „Dit hout zal nooit genoeg zijn om ons warm te houden.” De hond blaft onophoudelijk door haar woorden heen. Iets verderop staat de koe, naast de vernieuwde elektriciteitspaal. Meer is er niet. Het kan nog treuriger: in hetzelfde gehucht woont een weduwe in een varkensschuurtje dat vastzit aan een kapotgeschoten woonhuis. Zij heeft niet eens een raam, laat staan elektriciteit of stromend water. Ze heeft wel een lading verse walnoten en ze staat erop dat we een handvol meenemen.

De situatie van de Bosnische Serviërs staat in schril contrast met die van de Bosnische Kroaten in het zuiden van dezelfde provincie. De dorpen en steden zijn daar, vergeleken met het noorden, relatief welvarend te noemen. De Kroatische Bosniërs, die hier het grootste deel van de bevolking vormen, krijgen namelijk financiële steun vanuit het nabijgelegen Kroatië, zegt Logchies. Het contrast heeft niet alleen betrekking op welvaart. Alle inspanningen van de internationale gemeenschap ten spijt is het land nog altijd diep en diep verdeeld en de wonden van de oorlog zijn nog lang niet genezen. Het contact tussen de verschillende bevolkingsgroepen is miniem.

Frustrerend
De ontwikkelingen zijn bovendien weinig hoopgevend. Het noorden van kanton 10 wordt volgens Logchies steeds Servischer, het zuiden steeds Kroatischer. Regelmatig kom je daar Kroatische vlaggen tegen, de blauw-gele vlag van Bosnië zie je nergens. Dat wil niet zeggen dat de Kroaten zich geen Bosniër voelen. Eerder vandaag stopten we bij enkele Kroaten die bezig waren een varken te slachten. „Natuurlijk voelen we ons Kroaten”, zegt een van de mannen, terwijl hij de bebloede messen met elkaar slijpt. „Onze voorouders zijn Kroaten. Maar we wonen in Bosnië, dat is ons land.”

„Is er wat mis mee dat we ons zo identificeren?” vraagt een ander. Wanneer ik wil vragen of het niet gevaarlijk is voor de toekomst van Bosnië dat de mensen zich in de eerste plaats als Kroaat of Serviër zien, ontraadt de tolk die vraag te vertalen. Te gevaarlijk. „We respecteren onze buren”, zeggen de mannen. „We willen hier echt geen nieuwe oorlog.” Hoewel een nieuwe oorlog zo ongeveer het zwartste scenario zou zijn, volgt de buitenwereld de ontwikkelingen in het land met argusogen.

Nationalistische politici winnen bij de verschillende bevolkingsgroepen aan populariteit, bleek afgelopen jaar bij de gemeenteraads- en burgemeestersverkiezingen in het land. De leider van de Republiek Srpska, de deelstaat van de Bosnische Serviërs, zinspeelde in datzelfde jaar meerdere malen openlijk op afscheiding: het uiteenvallen van Bosnië dreigt. In een kritisch rapport constateerde de EU vorig jaar bovendien dat het Balkanland achterblijft op het gebied van hervormingen. Corruptie, georganiseerde misdaad, werkloosheid: de problemen van het land zijn legio. Aan de meeste daarvan kunnen de Nederlandse militairen weinig doen. Hun voornaamste taak bestaat uit signaleren en rapporteren; de vinger aan de Bosnische pols houden.

In Bosansko Grahovo bezoeken we een medische post. De artsen steken er een flinke klaagzang af: er is te weinig geld, te weinig medicijnen en te weinig betrokkenheid van de lokale politici. Logchies luistert geïnteresseerd, Verschuure noteert. „We zullen de minister van Gezondheid met deze informatie confronteren”, belooft de eerste. De huisarts reageert sceptisch. „Ik ben blij dat u naar mijn verhaal wilt luisteren, maar er komen hier al jarenlang Eufor-militairen en er is weinig veranderd in al die tijd.”

„Schrijnend om te horen”, zegt adjudant Han Logchies wanneer we naar buiten lopen. „Maar onze handen zijn ook gebonden. Meer dan praten en overleggen kunnen wij niet doen. En de politiek kan eveneens weinig, want veel geld is er niet.” De mannen geven toe dat werken in het politiek stroperige Bosnië soms ronduit frustrerend is. „Het is blijven doorgaan en blijven proberen”, zegt Logchies, „want we bereiken soms echt wel wat.”

„Ik denk dat je eigen frustratie best een probleem vormt”, zegt collega Verschuure. „Zeker als je niet een bepaalde afstand tot je werk bewaart.” „Je moet accepteren dat het hier allemaal niet zo snel gaat”, voegt Logchies toe. Om toch wat meer voldoening uit hun verblijf in het land te halen, hebben verschillende militairen op eigen initiatief acties opgezet om de lokale bevolking te helpen.

Civiele missie
„Diverse collega’s hebben gezorgd dat er kleding en schoenen vanuit Nederland deze kant op komen. Zelf heb ik een aantal dozen met kleding en schoenen klaarstaan die ik hier naar het Rode Kruis ga brengen. We hebben pas zestig tweedehands computers op de scholen gebracht. We werden uitgebreid bedankt en uitgezwaaid door de kinderen. Dat doet wat met je en het geeft ook wat bevrediging”, zegt Logchies.

Logchies en Verschuure maken deel uit van een zogeheten LOT-team. Dat bestaat uit acht militairen uit verschillende defensieonderdelen (Verschuure zit normaliter bij de landmacht; Logchies bij de luchtmacht) en heeft niet een basis, maar een huis aan de rand van de stad als onderkomen, in dit geval in het stadje Livno. De bedoeling daarmee is dat de veertig LOT-teams in Bosnië en Herzegovina (waarvan vier Nederlandse) zo veel mogelijk contact leggen met de lokale bevolking en organisaties, zegt het hoofd van het team in Livno, kapitein Bert van Duren. „Bovendien proberen we zo veel mogelijk zichtbaar aanwezig te zijn.” Die aanwezigheid wordt door de Bosniërs nog steeds op prijs gesteld, denken de militairen. „Bijna bij elk contact dat we hebben met lokale autoriteiten, op elk niveau, krijgen we te horen dat ze blij zijn dat we er nog zijn en we zouden eigenlijk niet weten wat er gaat gebeuren als we er niet meer zijn. Het vertrouwen in ons en het draagvlak voor ons verblijf zijn er nog steeds onder de Bosnische bevolking”, zegt Han Logchies.

De Europese Unie heeft besloten de militairen terug te trekken uit Bosnië en te vervangen door een civiele missie. Wanneer dat gaat gebeuren, is nog onduidelijk. Verschuure en Logchies vinden het persoonlijk „een goede zaak” dat Eufor nog even blijft. „Ik denk dat het nog noodzakelijk is”, zegt Logchies.

Europese Unie
De militairen hebben de spanningen in het land ook zien toenemen. In het nabijgelegen Kupres vierden de Kroaten onlangs feestelijk de overwinning op de Serviërs. In Bosansko Grahovo krijgt de Servische basisschool bepaald geen volledige medewerking van het Kroatische stadsbestuur. Het zijn slechts enkele voorbeelden waar de Nederlanders mee te maken krijgen. „Sinds de verkiezingen is er een sterke polarisatie”, zegt kapitein Van Duren, „en ik ben bang dat dat ook doorwerkt in de samenleving. Er is een periode geweest dat we met zijn allen dachten dat het hier vanzelf wel goed zou komen. We zien nu dat er toch wel meer nodig is.”

Hij is voorzichtig over de toekomst van Eufor. „Dat is een vraag voor de politiek”, vindt Van Duren. De bittere realiteit is dat er dertien jaar na het einde van de oorlog nog maar weinig is veranderd in Bosnië. „Dit land had al zo veel verder kunnen zijn”, zegt Frits Verschuure. „Hopelijk kan de Europese Unie hier veranderingen afdwingen”, zegt zijn collega Logchies.

Het is opvallend hoe betrokken de mannen bij de situatie in het land zijn. Kunnen ze dan wel met een voldaan gevoel naar huis, als de zes maanden uitzending ten einde zijn? „Het is moeilijk om het los te laten”, denkt Logchies, die nog twee maanden heeft te gaan. „Bosnië is een deel van je leven geworden.”

Ingewikkeld

Het westen van Bosnië heeft het zwaarst te lijden gehad onder de verwoestende oorlog die het land van 1992 tot 1995 teisterde. Na drie jaar van bloedige gevechten tussen de Joegoslavische en Servische troepen enerzijds en de Kroaten en de Bosnische moslims anderzijds, dwong Amerika de partijen in 1995 tot een vredesakkoord. Dat maakte van Bosnië en Herzegovina een onafhankelijke, maar tevens bestuurlijk ingewikkelde staat onder internationaal bestuur. Het land bestaat uit drie deelstaten, de republiek van de Bosnische Serviërs, de federatie van Bosnische moslims en Kroaten en een derde multi-etnisch ministaatje.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer