Geen pleidooi voor Palestijnse staat
Christenen hebben een geestelijke plicht hun verbondenheid met Israël te tonen én te spreken van de Zaligmaker die gekomen is, schrijft ds. C. Sonnevelt. Maar steun aan een eigen Palestijnse staat kon wel eens vuurgevaarlijk zijn, meent hij.
Er wordt wel eens gezegd dat de christelijke kerk het recht heeft verloren om aan het Joodse volk het Evangelie te verkondigen. Na alle gruwelen die in de naam van Christus bedreven zijn, zou de kerk er beter aan doen voorlopig maar te zwijgen. Deze opvatting kan met name in Nederland en Duitsland worden gehoord, landen die zeer belast zijn met het oorlogsverleden. Ze wordt veel minder gehoord in landen zoals Denemarken, Finland en Noorwegen. Wij zijn beducht om Israël het Evangelie voor te houden.
Minder beducht zijn we om Israël te vertellen hoe het in politiek opzicht moet handelen. Dit is op z’n minst merkwaardig te noemen. Er gaan de laatste tijd zelfs kerkelijke stemmen op die stellen dat Israël de bezette gebieden zou moeten verlaten. De Palestijnen hebben recht op een eigen staat, zo heet het.
In deze bijdrage wil ik een andere kant op. Wij moeten geen pleidooi voeren voor een Palestijnse staat. Als christenen hebben wij het morele recht verloren tot politieke uitspraken inzake Israël, in ieder geval als ze dit karakter hebben. We hebben daarentegen wel een geestelijke plicht om onze verbondenheid met Israël te tonen én om te spreken van de Zaligmaker die gekomen is, de grote Vredevorst. Dat is tegelijk de beste bijdrage aan het vastgelopen vredesproces. Een bijdrage die juist van christenen verwacht mag worden.
Berlijnse muur?
De aanslagen van de laatste tijd hebben diep ingegrepen. Met name in Haifa, de stad waar Joden en Arabieren over het algemeen in goede harmonie samenleven. Op zaterdag 1 december passeerde ik een viaduct dat door veel stadsbussen wordt gebruikt. De volgende dag blies op deze plaats een terrorist zich op, met alle vreselijke gevolgen van dien. Afgelopen zondag vond opnieuw een aanslag plaats.
De discussie over een eigen Palestijnse staat krijgt zodoende een nieuwe dimensie. Moet Israël nu toch een soort Berlijnse muur gaan bouwen tussen de westelijke Jordaanoever en de rest van het land? Moet er dan ook niet een hek komen tussen Joden en Arabieren in Haifa? Kan dat wel? Is het echt nodig?
Enige tijd geleden lagen de standpunten heel duidelijk, als het ging over een Palestijnse staat. Rechts was tegen en links was voor. Inmiddels is alles gaan schuiven. Veel vredesactivisten zijn ontnuchterd door de opstelling van Arafat in Camp David en de intifada die daarna door hem ontketend werd. Zijn de Palestijnen wel echt geïnteresseerd in vrede? Wordt een Palestijnse staat geen uitvalsbasis voor nog meer terrorisme? De rechtervleugel van de politiek schuift juist de andere kant op. Palestijnen en Joden kunnen maar beter van elkaar gescheiden worden, vindt men. De risico’s voor de veiligheid zijn anders te groot. Zelfs premier Sharon heeft uitgesproken dat die staat er komen moet, zij het onder strikte voorwaarden.
Veel mensen weten het niet meer. De Jerusalem Post publiceerde onlangs de uitslag van een enquête onder de bevolking. Daaruit bleek dat de helft van alle Israëli’s tegen een Palestijnse staat is. Tweederde van de ondervraagden gelooft dat de oprichting van zo’n staat een extra dreiging zal betekenen voor de staat Israël.
Vuurgevaarlijk
Wat moeten wij nu van dit alles vinden? Het is nogal hachelijk om ons als Nederlanders hierover uit te spreken. De situatie is uitermate complex. Moeten wij de Israëli’s gaan vertellen wat zij behoren te doen? Wordt dat niet ervaren als inmenging in binnenlandse aangelegenheden? Zit men op ons te wachten? In het buitenland hebben wij dikwijls de naam van betweters, die eerst eens orde op zaken zouden moeten stellen in eigen huis.
Als christenen hebben we dubbele reden om Israël niet voor de voeten te lopen. Het Joodse volk heeft bepaald niet zoveel plezier ondervonden van de ’christelijke’ naties in Europa. Thans heeft dit volk een eigen staat. Dat is een Godswonder. De geboorte van de jonge staat ging overigens niet zonder geboorteweeën en het gaat ook niet zonder naweeën. Men worstelt met het probleem van de Palestijnen. Het is goed dat wij daarin meeleven en meebidden, maar we dienen ons te hoeden voor uitspraken die letterlijk levensbedreigend kunnen zijn voor de staat Israël. Vanzelf is dat niet de bedoeling van dr. ir. J. van der Graaf. Integendeel. Maar ik meen toch dat meer terughoudendheid op z’n plaats zou zijn. Steun aan een eigen Palestijnse staat kon wel eens vuurgevaarlijk zijn.
De SGP vreest dat een dergelijke staat als springplank zal fungeren voor de ’totale bevrijding van Palestina’. Ik deel deze opvatting. Wie het handvest van de Hamas, de acties van de Islamitische Jihad en de schoolboeken van Palestijnse kinderen bekijkt, kan maar tot één conclusie komen: de Joodse staat moet zo snel mogelijk verdwijnen! Onderschatten we de kracht van het moslimfundamentalisme niet?
Tenach en Evangelie
Daar komt nog iets bij. Israël is het volk van de Bijbel, hun land is het land van de Bijbel. De HEERE heeft hun dit land toegezegd. We lezen nergens in de Bijbel dat Hij die belofte heeft teruggenomen. Wel is Israël eeuwenlang verstrooid onder de volken. Het is het oordeel waarmee Mozes reeds dreigde in Deuteronomium 29 en 30 en waarvan Jezus sprak in Lukas 21. Maar het volk is teruggekeerd naar het land der vaderen. Het is er trouwens nooit helemaal weggeweest. Judea en Samaria zijn het erfdeel des Heeren. Moeten we dit buiten beschouwing laten in ons spreken over Israël? Heeft Gods Woord in dit opzicht niets te zeggen?
De SGP beschouwt Jeruzalem als de hoofdstad van Israël. Terecht. Zij durft niet te zeggen waar precies de grenzen van het huidige Israël zouden moeten liggen. Ik durf dat ook niet. En ik respecteer het als Israëli’s concessies willen doen met het oog op de Palestijnen. Maar om met Van der Graaf te beweren dat de Palestijnen recht hebben op een eigen staat, dat is mij een brug te ver. Hoe komt het trouwens over, als een christen zoiets zegt? Wekken we dan niet de indruk dat we opnieuw willen heersen over land en bezit van de Joden? Het collectieve geheugen van dit volk is beter dan we denken! Onze politieke uitspraken kunnen er bovendien toe leiden dat Israël niet meer hoort wat we verder nog willen zeggen. Het liefst wijzen we hun toch op de grote Vredevorst en het heil in Hem? Is dat niet het belangrijkste dat we te zeggen hebben? Niet als zendelingen, maar als mede-erfgenamen (Efeze 3:6). Israël zit niet verlegen om politieke raadgevingen, maar één ding staat vast: het Woord kunnen zij niet missen, net zo min als wij. Wet en Evangelie.
Nood bij Palestijnen
Lopen we zo niet voorbij aan de nood van het Palestijnse volk? Dat is allerminst de bedoeling. Christenen kunnen over Israël spreken op een romantische manier die geen recht doet aan de werkelijkheid. Op politiek terrein kan het voor sommigen niet rechts genoeg, op godsdienstig terrein kan het niet orthodox genoeg. De vraag: ”Wat dunkt u van Israël?” schijnt belangrijker te zijn dan de vraag: ”Wat dunkt u van de Christus?” De Arabieren vormen het Grote Kwaad, zo lijkt het soms.
Ook deze opstelling moeten wij afwijzen. Arabieren zijn mensen, net als wij. Ze wonen niet toevallig in Israël. Al hebben zij –bijbels gesproken– geen rechten op het land, zij hebben wel rechten in het land. En dat is óók bijbels gesproken! Ds. J. de Vreugd, voorzitter van ”Christenen voor Israël”, wijst daar terecht op in zijn artikel. En toch… Eerder dit jaar ontmoette ik een hoge officier uit het Israëlische leger die zei: „We moeten wel optreden in Hebron, maar je hart bloedt als je de ellende van de Palestijnen ziet.” Bloedt ons hart ook, wanneer we over deze dingen schrijven?
Vergeten we bovenal niet dat ook deze mensen een ziel hebben. Ook zij kunnen zonder waarachtige bekering en het oprecht geloof in Christus niet zalig worden. Het Evangelie moet hun gepredikt worden. Dat is de voornaamste opdracht van de kerk. Wij zijn niet in de eerste plaats Zionist, maar christen. Een al te politieke stellingname kan moslims het zicht ontnemen op de boodschap van Gods Woord.
Wat een zegen is het medechristenen te ontmoeten onder Joden en Arabieren! Tijdens mijn verblijf in Israël mag ik daar soms van genieten. Zaterdags in de dienst bij Joodse christenen, zondags bij Arabische christenen. Een soort dubbele solidariteit – al geef ik er geen politieke invulling aan. Het mooiste is als je ze samen ziet. Dan vallen de verschillen wel eens weg.
Ware vrede
Vorig jaar gaf het Bijbelgenootschap van Israël een prachtige brochure uit onder de titel ”De weg naar de ware vrede”. Dit boekje verscheen in het Arabisch en Hebreeuws om daarna verspreid te worden onder Jood en Palestijn. Het is een eerlijk boekje geworden. Niet zozeer over een Messiaanse vrede, maar over de vrede met God door de Messias van Jesaja 53. Alleen door Hem komt de ware vrede, ook onderling. We kunnen pleiten voor een Palestijnse staat ter wille van de vrede, maar wat voor vrede zal dat zijn?
De kerk heeft een betere bijdrage te leveren aan het vredesproces dat zo uitzichtloos lijkt. Eigenlijk heb ik dit gemist, zowel in het artikel van dr. ir. Van der Graaf vorige week dinsdag als in dat van ds. De Vreugd afgelopen zaterdag. Het is de verbreiding van het Evangelie des kruises. Hebben we daar het recht toe? Nooit in onszelf. Nog minder na alle kruistochten, pogroms, enzovoort. Maar het is een opdracht van de Heere. Jazeker, daar komt veel tegenop. Maar er wordt ook nog naar geluisterd. Dat is het goede nieuws vanuit een onweersachtig Israël!
De auteur is secretaris van het Deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten.