Crisis vereist nieuwe boodschap voor werknemer
Een baan voor het leven bestaat niet meer. Mensen moeten met steun van de overheid meer bewegen op de arbeidsmarkt. Die boodschap moet meer klinken, stelt prof. dr. Ton Wilthagen.
Het is crisis in Nederland en de komende maanden zal dit nog duidelijker worden, zeker op de arbeidsmarkt. Meer reorganisaties en ontslagen zijn te verwachten, niet alleen bij grote bedrijven als ING en Corus die nu in het nieuws zijn. Er is sprake van een kettingreactie, waardoor momenteel ook in kleine bedrijven, denk aan toeleveranciers, een ontslaggolf ontstaat. Dat gaat per keer om geringere aantallen, maar de teller loopt daardoor verder op.In het buitenland is het niet anders. De EU-commissaris voor Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Gelijke Kansen, Vladimir Spidla, gaf op 29 januari tijdens een seminar aan de Universiteit van Tilburg aan dat Europa rekening houdt met 3,5 miljoen extra werklozen.
Er staat dus veel op het spel, zowel voor mensen als voor bedrijven. Dit levert lastige vragen en dilemma’s op. Moeten we bijvoorbeeld sommige bedrijven extra blijven steunen, omdat zij cruciaal zijn voor onze economie? Daarbij gaat het niet alleen om banken, die al fors worden gesteund, maar ook om bedrijven die behoren tot de kenniseconomie, zoals chipfabrikanten. En hoe voorkomen we dat werknemers en werkzoekenden apathisch of cynisch worden?
Het vervelende nieuws is dat de mogelijkheden om zo goed mogelijk met de crisis om te gaan, bepaald worden door drie factoren waaraan we in korte tijd niet heel veel kunnen veranderen.
Wat betreft mensen zijn drie zaken essentieel: mentaliteit, capaciteiten en faciliteiten. Mensen moeten zich erop gaan instellen dat zij op de arbeidsmarkt meer moeten gaan bewegen. Maar daartoe moeten mensen wél de capaciteiten ontwikkelen en de faciliteiten aangeboden krijgen, en daar ligt een opdracht voor ondernemers en de overheid.
Er is dringend behoefte aan vooruitziend personeels- en opleidingsbeleid en aan arbeidsmarktinstituties die systematisch werkzekerheid bevorderen. Mensen moeten zich kunnen ontwikkelen en als het nodig is tijdig naar een andere functie of baan kunnen overstappen.
De afgelopen jaren is het niet gelukt om vorderingen te maken in het bouwen van werkzekerheidssystemen en dat breekt ons nu op. Het dak werd niet gerepareerd toen de zon scheen.
Toch ligt er voor de noodzakelijke modernisering van het arbeidsmarktbeleid al enige jaren een concept –geen blauwdruk– klaar. Ook dat werd bevestigd op het genoemde seminar. Dat betreft het idee van ”flexicurity”, dat reeds is omarmd op Europees niveau: het combineren van meer dynamiek en beweeglijkheid op de arbeidsmarkt met nieuwe zekerheden.
Op de korte termijn is het repertoire van maatregelen om de crisis te pareren dus beperkt. Zaken als het oprichten van mobiliteitscentra, om- en bijscholing en werktijdverkorting bieden op de korte termijn enig soelaas, maar geen structurele oplossing. Er moet daarom ook aan de langere termijn worden gedacht en vooruit worden gelopen op de situatie na de crisis, waarin we opnieuw zullen worden geconfronteerd met krapte op de arbeidsmarkt, als gevolg van de vergrijzing. Ook krapte vereist meer beweging, maar ook betere systemen voor het op tijd in kaart brengen van de toekomstige behoeften aan vaardigheden van mensen die passen bij de kansen die nieuw te ontwikkelen banen verschaffen. Op die manier kan werkzekerheid voor iedereen worden gegarandeerd.
Deze crisis vraagt om leiderschap en om het overbrengen van een duidelijke boodschap aan de Nederlandse beroepsbevolking. Die boodschap moet enerzijds luiden dat, zoals de crisis aantoont, een baan voor het leven niet meer te garanderen is, dat onzekerheid en risico’s niet uit te bannen zijn, dat mensen een groter aanpassingsvermogen moeten ontwikkelen, meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun scholing en ontwikkeling en meer moeten gaan bewegen op de arbeidsmarkt.
Anderzijds moet de boodschap luiden dat mensen er niet alleen voor staan, dat de overheid en de sociale partners eraan zullen bijdragen dat een veilige overgang naar ander werk kan worden gemaakt, dat iedereen wordt beschermd tegen inkomensverlies en armoede, dat men rechtstreekse aanspraak heeft op de best mogelijke scholing en opleidingen, waardoor mensen zo goed mogelijk kunnen profiteren van nieuwe kansen. De grote vraag is: wie kan en durft deze boodschap te brengen?
De auteur is hoogleraar sociologie van het sociaal recht aan de Universiteit van Tilburg.