Enquête niet per se nodig
Premier Balkenendes verzet tegen een Irakonderzoek begon trekken van halsstarrigheid te vertonen. Daarvan is hij gelukkig inmiddels bevrijd. Maar nu begint, op haar beurt, de oppositie zich koppig op te stellen. Het onderzoek naar Irak moet en zal een parlementaire enquête zijn.
De voornaamste argumenten van de oppositie luiden dat de premier door zijn keuze voor een onafhankelijke commissie greep wil houden op het onderzoek én dat een parlementaire enquête beter is omdat die personen onder ede mag horen. Op beide punten valt veel af te dingen.Dat Balkenende op deze wijze het initiatief probeert te houden, is onmiskenbaar waar. Maar daarmee is niet gezegd dat het door hem voorgestelde onderzoek partijdig zou zijn. Dat is, zoals het er nu uitziet, zeker niet het geval. Het verleden toont aan dat dit soort commissies zeer wel in staat zijn tot objectief onderzoek. Zie bijvoorbeeld de commissie-Donner, die in 1976 de Lockheedaffaire onderzocht.
Davids, de man die de commissie zal gaan leiden, staat bekend als een onkreukbaar en rechtlijnig jurist, die zich in het verleden nooit tot een politieke partij heeft bekend. Van het kabinet krijgt hij de vrijheid zijn eigen commissie samen te stellen. Als hij dat doet door –zoals premier Balkenende heeft gesuggereerd– enkele ministers van staat om zich heen te vergaderen van uiteenlopende politieke kleur (denk bijvoorbeeld aan D66’er Van Mierlo, tevens oud-minister van Buitenlandse Zaken), dan is een degelijk, onpartijdig onderzoek zo goed als gegarandeerd.
Dat de commissie-Davids geen getuigen onder ede mag horen, is juist. Maar daarmee is niet gezegd dat zij de feitelijke toedracht rond de steunverlening door Nederland aan de Irakoorlog minder goed boven tafel kan krijgen. Davids is gepokt en gemazeld in het rechterlijke apparaat; het was zijn beroep feiten aan het licht te brengen. Uitzoeken of mensen de waarheid en niets dan de waarheid spreken, is hem wel toevertrouwd.
Daar komt bij dat ook het onder ede horen van getuigen zijn beperkingen kent. Hoe vaak kwam het in het verleden niet voor dat door parlementaire enquêtes gehoorde personen zich ineens niet meer konden herinneren hoe een en ander destijds in zijn werk was gegaan? Bij dat soort acute aanvallen van ‘geheugenverlies’ staat ook een enquêtecommissie machteloos.
Wat voor de commissie wél een echt probleem zal zijn, is dat informatie van veiligheidsdiensten uit de aard der zaak geheim moet blijven. Volledige openheid over de rol van Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten in de aanloop naar Iraqi Freedom zal niet gegeven kunnen worden, omdat Nederland dan de onuitgesproken regel van de internationale inlichtingen-gemeenschap schendt dat men elkaars informatie nooit aan de openbaarheid prijsgeeft. Nederland heeft op dit punt een goede reputatie die hij niet te grabbel mag gooien.
Maar tegen dit probleem zullen een parlementaire enquêtecommissie en een onafhankelijke onderzoekscommissie in gelijke mate oplopen. Een groot voordeel van de laatste is in elk geval de snelheid van werken. Het is immers ondenkbaar dat een parlementaire enquête al op 1 november dit jaar afgerond zou zijn?