Vergaderingen zoeken toenadering
„Broeders” van de verschillende stromingen binnen de Vergadering van Gelovigen zijn zaterdag met elkaar in gesprek gegaan. Op zoek naar toenadering.
De bijeenkomst in het Noord-Hollandse Zaandijk is een initiatief van enkele „leidende broeders” uit de Zaanstreek, aldus G. B. D. van Schaik uit Wormerveer, een van de deelnemers. „Er zijn verschillen van inzicht”, aldus Van Schaik. „Dat willen we nu in kaart brengen. We willen ons beraden op de huidige situatie.” Omdat het overleg „zuiver intern” is, wil hij er niet meer over kwijt.
Prof. dr. W. J. Ouweneel, vertegenwoordiger van de progressieve richting binnen de vergaderingen, verwacht niet dat afgescheiden conservatieve broeders terugkeren tot de andere vergaderingen. „Dat is, menselijk gesproken, onmogelijk.” In reparaties van scheuringen ziet hij niks.
De hoogleraar vermoedt dat de rechterflank, waar hij Van Schaik onder schaart, contact zoekt met de afgescheidenen om met elkaar het avondmaal te kunnen vieren. Dat wordt in de vergadering elke zondag gevierd. Zelf is Ouweneel niet voor het overleg uitgenodigd. „Ik zou niet eens welkom zijn.”
Ouweneel twijfelt aan het nut van de bijeenkomst. „Als de rechtervleugel en de afgescheidenen toenadering zoeken, zal dat alleen maar de breuklijn verschuiven.” Toenadering betekent in de praktijk waarschijnlijk dat deze broeders „in gemeenschap” bij elkaar zijn: ze mogen bij elkaars vergadering deelnemen aan het avondmaal.
De eerste breuklijnen binnen de Vergadering van Gelovigen ontstonden in de jaren negentig. Een groep van „gesloten broeders”, naar schatting zo’n 5 procent van het totaal, scheidde zich af van de 7000 broeders in Nederland. Deze gesloten broeders hielden hun avondmaalstafel gesloten voor de andere broeders; een uiterst zware maatregel voor de vergaderingen. De „open” broeders, waaronder Ouweneel en uitgever mr. Henk Medema, stellen na een geloofsgesprek de avondmaalstafel wel open voor andere christenen, ongeacht van welke kerk of vergadering ze afkomstig zijn.
Ook de bovengemeentelijke broedervergaderingen en ontmoetingsdagen trekken steeds minder bezoekers. Broeders waren het niet eens met de keuze van sprekers, voelden de noodzaak van een ontmoetingsdag niet in, of voelden zich meer thuis bij evangelicale ontmoetingsdagen.
Dat er te weinig contact is tussen vergaderingen onderling, wordt bij sommige broeders al jaren gevoeld. In 2004 werd uit de breedte van stromingen binnen de vergaderingen een panel samengesteld dat moest inventariseren in welke gemeente de overlevingskansen klein waren. De ingestelde commissie Denk & Dienstwerk ging echter snel ter ziele. Veel vergaderingen weigerden gegevens te verstrekken, zodat het panel noodgedwongen het werk moest neerleggen.
De Vergadering van Gelovigen is ontstaan uit een opwekkingsbeweging in het Engelse Plymouth, in 1827-1828. De leden waren ontevreden over de gevoelde lauwheid in de staatskerk. John Nelson Darby (1800-1882) geldt als de eerste leider.
Van een belijdenis, kerkleiding, kerkorde en ledenadministratie is nauwelijks sprake. De Vergadering is gericht op de plaatselijke gemeente. Vóór 1990 kende een vergadering geen ambten. Iedereen mag tijdens de dienst opstaan om, „door de Geest geleid”, te spreken. De meeste vergaderingen kennen tegenwoordig een aangestelde oudstenraad en er worden sprekers gevraagd.
Er zijn meestal twee samenkomsten op zondag. In behoudende vergaderingen zitten mannen en vrouwen gescheiden. Vrouwen zijn niet actief in de dienst, op het zingen na. Er wordt zonder begeleiding gezongen uit een speciale gezangenbundel met geestelijke liederen en in sommige gemeenten ook uit bijvoorbeeld de Opwekkingsbundel.
Door het benadrukken in de eindtijd te leven, onthouden de leden zich van aardse zaken als kunst, politiek en vakbonden. Behoudende leden hechten ook weinig waarde aan goederen als merkkleding, een mooi huis en een dure auto.
De open broeders richten zich steeds meer op contacten met christenen uit andere kerken. Veel vergaderingen nemen gebruiken over van evangelicale gemeenten. Te denken valt aan instelling van de ambten en het uitbreiden van het liederen-repertoire. Dat laatste ligt in de vergaderingen erg gevoelig, weet Ouweneel. „De gezangenkwestie is bij ons net zo netelig als in reformatorische kerken.”