Grootste strijd nieuwe president Somalië tegen oude vrienden
Een zeldzaam optimisme was zaterdag voelbaar in Mogadishu, nadat eerder bekend was gemaakt dat de leider van een gematigde factie van de Unie van Islamitische Rechtbanken, Sjeik Sharif Ahmed, was gekozen als hoofd van de overgangsregering (TFG) in Somalië.
Sharif versloeg premier Nur Hassan Hussein, die veel steun geniet van de internationale gemeenschap, en generaal Maslah Mohamed Siad, een zoon van de laatste vooroorlogse Somalische president-generaal Siad Barre.„De enige periode waarin Mogadishu in de afgelopen achttien jaar van burgeroorlog vrede heeft gekend, was in de tweede helft van 2006, toen Sjeik Sharifs islamitische rechtbanken aan de macht waren”, zegt Mohammed Ali Siad van de Banadir Handelsvereniging, telefonisch vanuit Mogadishu. „Nu, twee jaar later, lijkt niemand beter dan hij in staat de crisis te bezweren en de islamistische opstandelingengroepen de hand te reiken.”
Hij voegt eraan toe dat de moeilijkste en meest urgente uitdaging voor de nieuwe president niet de houding van zijn vijanden is, maar die van zijn voormalige vrienden en bondgenoten in de afgescheiden radicale factie van de Islamitische Rechtbanken, de Alliantie voor Nieuwe Bevrijding van Somalië-Asmara (ARS-A). Die factie vocht twee jaar tegen Ethiopische troepen en wil zijn eigen type islamitische shariawetgeving opleggen.
De meest invloedrijke militie in deze alliantie is al-Shabaab, een groep die op de Amerikaanse lijst met terroristische organisaties staat. Al-Shabaab zwaait de scepter in de meeste strategisch gelegen steden in het centrale zuiden en bezette op 26 januari de hoofdstad van de overgangsregering, Baidoa. Al-Shabaab, ooit de jongerenvleugel van de door Sharif geleide Islamitische Rechtbanken, is ook de baas in veel districten in Mogadishu, de historische hoofdstad van het land. De militie zet daar de nog overgebleven vredestroepen van de Afrikaanse Unie –uit Uganda en Burundi– onder druk om te vertrekken. Eerder al trokken Ethiopische troepen zich terug uit het land.
Het vredesakkoord van Djibouti regelde de terugtrekking van de Ethiopische troepen uit het centrale zuiden van Somalië en verdubbelde de omvang van het parlement tot 550 zetels. Van die 550 leden zouden er 200 genomineerd moeten worden vanuit de door Hawiye gedomineerde islamitische oppositie onder leiding van Sharif Ahmed en 75 door maatschappelijke organisaties en de diaspora.
Hussein Omer, een parlementslid van de overgangsregering uit Somaliland, zegt dat de uitbreiding van het parlement ervoor heeft gezorgd dat de machts-balans uitviel in het voordeel van de islamistische oppositie. „Er zijn geen goede argumenten aan te voeren waarom een door oorlog verscheurd land met een bevolking van 8 miljoen mensen een parlement met 550 leden moet hebben”, zegt hij. „Het zal een moeilijke en kostbare taak zijn om ze bij elkaar te brengen. De lakmoesproef voor de kracht van deze eenheidsregering is of zij in staat zal blijken terug te keren naar het centrale zuiden van Somalië.”
De kortsluiting tussen de onzekere politieke realiteit en het door de VN gesteunde ‘politieke’ proces om de staat weer overeind te krijgen met een overgangsparlement, heeft de VN-Veiligheidsraad ertoe gedwongen op zoek te gaan naar een meer internationaal georiënteerde vredesmacht die de 3000 resterende militairen van de Afrikaanse Unie moet vervangen. Maar tot nu toe heeft nog geen enkel land zich bereid getoond militairen te leveren voor zo’n missie.
Daniele Kroslak van de International Crisis Group pleit ervoor om de militante islamisten enigszins tegemoet te komen. „Djibouti kan alleen iets opleveren als een meerderheid van de opstandelingen het idee heeft dat ze er iets mee winnen. Ze hebben op dit moment goede redenen om te geloven dat ze aan de winnende hand zijn, dus mag je verwachten dat ze hun huidige strategie voortzetten.”
Dr. Stig Jarle-Hansen, auteur van ”Mogadishu’s Civil War Economy 1991-2008” en expert op het gebied van islamistische bewegingen, is het daarmee eens. Maar hij betwijfelt of al-Shabaab en andere radicale groeperingen openstaan voor bemiddeling door de VN of het Westen, omdat het groepen zijn die worden gedreven door een sterk antiwesterse politieke filosofie. „De meer extreme secties van al-Shabaab en groepen zoals al-Ansaar stellen loyaal te zijn aan al-Qaida en roepen op tot een wereldwijde jihad. Het zal lastig worden voor Sharif om ze over te halen.”
Jarle-Hansen wijst op zelfmoordaanslagen, inclusief een aanslag in Mogadishu op 24 januari, waarbij twintig mensen omkwamen en de vernieling van heilige plaatsen van aanhangers van de soefistische variant van de islam door al-Shabaabstrijders. Volgens hem is dat een nieuw fenomeen. „Deze variant van de militante islam botst met de traditionele Somalische religieuze praktijken en waarden.”