„De oplossing zit niet in de loop van een geweer”
De afgelopen zes maanden zijn voor het eerst twaalf niet–militairen actief gekoppeld aan de missie in Uruzgan. Zij hielden zich in het kielzog van de eenheden bezig met de wederopbouw in het gebied en de opbouw van het bestuur en een juridisch stelsel.
Peter Mollema van het ministerie van Buitenlandse Zaken leidde deze eerste grote civiele vertegenwoordiging en noemt die buitengewoon geslaagd. „Er is echt een meerwaarde door de intensieve samenwerking. De oplossing zit niet in de loop van een geweer", zei Mollema tegen het ANP, vlak voor zijn afscheid maandag op Kamp Holland bij Tarin Kowt.Nederland pleit sinds het begin van de missie in augustus 2006 voor een gecombineerde aanpak van veiligheid, diplomatie en ontwikkeling. Toch werden in Uruzgan nog weinig deskundigen voor ontwikkelingssamenwerking, politiek, bestuur en cultuur ingeschakeld.
Het werk werd overgelaten aan de 1400 militairen, van wie een deel in een provinciaal reconstructie team (PRT) zat. Dat team richtte zich op de contacten met de bevolking en wederopbouwactiviteiten, waarbij ze beschermd werden door de gevechtseenheden. Het PRT komt binnenkort voor het eerst ook onder civiele leiding.
Mollema: „We wisten dat er meer kennis nodig was om de Afghaanse bevolking echt te kunnen helpen". Volgens Mollema zijn de adviseurs en militairen „in elkaars wereld gestapt. We hebben over en weer van elkaar geleerd".
Mollema noemt de Baluchivallei, waar net een militaire operatie plaatshad. De Taliban lijken vertrokken en er zijn positieve contacten met de inwoners. De deskundigen brachten de situatie van de bewoners in kaart en keken of en waarom ze aan de kant van de Taliban stonden. Daarna probeerden ze de samenwerking op gang te krijgen en te houden. Er is nu veel expertise over de vallei, aldus Mollema.
Volgens hem komen er steeds meer niet–gouvernementele organisaties in Uruzgan, vooral omdat het veiliger wordt. Juist daarom is het belangrijk de kennis op te bouwen en toe te passen. Vooral het bestuur is een uitdaging, vindt hij. „Er is vooruitgang, maar er zijn te weinig ambtenaren en er is nog steeds veel corruptie".