De clou
Zijn theocraten dromers? Dwepers of radicalen? Die indruk wordt gewekt. Wie vasthoudt aan het theocratische gedachtegoed heeft geen oog voor gewijzigde omstandigheden. Het betreft nostalgische lieden die zich vastklampen aan een geromantiseerd verleden. Mensen die de overheidstaak opblazen, omdat zij haar een taak toekennen ten aanzien van godsdienst.
Duidelijk is dat als op dit niveau de discussie wordt gevoerd over christelijke politiek, we het nieuwe jaar beter kunnen overslaan. Van Ruler was zijn tijd vooruit: „In onze tijd kan men om de idee van de theocratie alleen maar lachen, maar ik ben ervan overtuigd dat men in de eenentwintigste eeuw zal merken dat dit de clou van de hele grap is.” Wat dat betreft zou iedere gereformeerde predikant rond Prinsjesdag verplicht over artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) moeten preken.Het theocratisch gedachtegoed heeft niets met nostalgie te maken of met het overvragen van de overheid. Ik zeg het met overtuiging: het is níét de overheid en het zijn níét de wetten en de politiek die een samenleving bewaren. Het zijn het geloof en gebed en getuigenis vóór de overheid die een volk in stand houden. Dit besef doordesemt artikel 36 als het proclameert dat wij „voor de overheden zullen bidden, opdat de Heere hen stieren wil in al hun wegen, en dat wij een gerust en stil leven leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid.”
Als we de discussie omtrent de overheidstaak inhoudelijk verder willen brengen, zullen we de overheidstaak opnieuw vanuit Gods Woord moeten definiëren. Dat is een flinke stap. Blijkbaar wordt artikel 36 niet zomaar als Bijbels aangemerkt en kunnen we er de discussie niet mee beslechten. Anderzijds is er geen reden om het niet opnieuw met het Woord alléén te wagen.
Bij het doordenken van aard en omvang van de overheidstaak passen geen gemakkelijke antwoorden. Vanaf de kansel klinkt dat geen mens het recht heeft onbekeerd te zijn. Heeft een overheid wél het recht om geen dienares van God te zijn? Als het antwoord ontkennend luidt, ligt hier het antwoord op pleidooien die worden gevoerd voor het aanvaarden van de (godsdienst)neutrale staat.
Een helder voorbeeld vinden we in Daniël 5. Koning Belsazar haalt Gods oordeel over zich heen omdat hij de Heere niet heeft verheerlijkt. Een doorgewinterde heiden, maar de roeping om God te dienen is onvervreemdbaar. Koning Herodes werd opgegeten door de wormen, omdat hij God niet eerde. Kunnen christenen dan overheden oproepen tot een neutrale houding ten opzichte van waarheid en leugen in het publieke domein?
Daarnaast geldt dat we ons moeten hoeden voor naïviteit. We zouden een neutrale, godsdienstloze staat moeten bepleiten om te voorkomen dat het een antichristelijke staat wordt. Helder is dat als we hiermee handelen in strijd met Gods Woord daar geen zegen in zit.
Verder is het een illusie dat christenen met een tactische manoeuvre of met het wegmoffelen van theocratische pretenties zich de seculiere overheid van het lijf houden. Als de kerk werkelijk kerk is, zal zij altijd agressie oproepen bij een niet-christelijke overheid. We zien hoe onze scholen en instellingen momenteel vooral onder vuur liggen vanwege onze visie op homoseksualiteit. Het verdonkeremanen van het theocratische gedachtegoed zal geen zier helpen. De seculieren vinden altijd redenen om ons te bestoken, tenzij we aan de wereld gelijk worden.
„Laten we de moed hebben om te zeggen wie we zijn”, stelde ds. Kersten tijdens de oprichtingsvergadering van de SGP. Die oproep is vruchtbaarder dan het uitvoeren van berekeningen waar vandaag het gevaar voor onze gezindte vandaan komt. Het grootste gevaar schuilt in het loslaten van Gods Woord en het verduisteren van de Bijbelse claim op de overheid.
Daarom: laten we de handen ineenslaan en artikel 36 –al dan niet inhoudelijk gewijzigd– opnieuw vanuit de Bijbel opbouwen. Waar blijven de theologen en de kerken?
De auteur mr. D.J.H. van Dijk is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.