Buitenland

De Chinese wortels van hedendaags Israël

Zonder de Chinese stad Harbin zou de geschiedenis van Israël misschien heel anders zijn gelopen. In de jaren twintig en dertig bood Harbin een thuis aan de grootste Joodse gemeenschap van het Verre Oosten. De Harbin-Joden zouden een belangrijke motor achter het zionisme blijken.

Karen Meirik
30 January 2009 19:27Gewijzigd op 14 November 2020 07:12
De Joodse begraafplaats in de Chinese stad Harbin. Namen als Salomon, Kiseliov, Rosendal, Gashke, Kaufman en Olmert staan in cyrillisch schrift en in het Hebreeuws gebeiteld in de zerken. Foto’s Karen Meirik
De Joodse begraafplaats in de Chinese stad Harbin. Namen als Salomon, Kiseliov, Rosendal, Gashke, Kaufman en Olmert staan in cyrillisch schrift en in het Hebreeuws gebeiteld in de zerken. Foto’s Karen Meirik

Salomon, Kiseliov, Rosendal, Gashke, Kaufman, Kaspe. Deze namen staan in cyrillisch schrift en in het Hebreeuws gebeiteld in de zerken op de Huangshangbegraafplaats in Harbin. Stern, Bogdanovski, Olmert. De grafstenen steken donker af tegen het dikke pak sneeuw dat op hier gevallen is, in een van de koudste plaatsen van China. Het lijkt alsof ze, in weerwil van de witte decimeters sneeuw, duidelijk willen maken dat hier een belangrijk stuk Israëlische geschiedenis ligt.Voor de meeste Chinezen in Harbin was de Joodse gemeenschap lange tijd een stuk van hun omgeving dat werd gezien maar niet werd opgemerkt. Dat gold ook voor professor Qu Wei, die gefascineerd raakte door de Joodse gemeenschap, die tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog nog geen 5 procent van de bevolking uitmaakte, maar wel een belangrijke erfenis achterliet.

Professor Qu wijst op een levensgroot portret van zichzelf. Op de foto schudt de hoogleraar Henry Kissinger de hand, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken die onder president Nixon de Amerikaans-Chinese betrekkingen normaliseerde en ervoor zorgde dat de volksrepubliek in de VN-Veiligheidsraad kwam. Het bezoek van Kissinger aan professor Qu had echter niets te maken met de bilaterale betrekkingen. Wel met de zionistische geschiedenis van Harbin. Om diezelfde reden bracht de Israëlische premier Ehud Olmert in 2004 een bezoek aan de stad en aan het graf van zijn grootvader Josef Mosefowitsj, die hier in 1941 overleed. Olmerts vader, Mordechai, bracht zijn jeugd door in China en vertelde zijn vier kinderen regelmatig over zijn leven in Harbin.

Transsiberië-expres
„Josef en Miriam Olmert en hun zoon Mordechai verruilden in 1917 de Russische stad Samara aan de Wolga, waar ze al generaties lang woonden, voor een onbekende toekomst in het Chinese Harbin. Net als duizenden andere Russische Joden in die tijd vonden ze in Harbin een veilige schuilplaats, ver weg van het antisemitisme, de oorlog en de revolutie in Europa en Rusland. Sinds in 1898 de Chinese Oostelijke Spoorlijn (COS), een aftakking van de Transsiberië-expres, was geopend, groeide het noordelijke Harbin uit tot de meest internationale stad van Oost-Azië”, zegt Qu Wei, decaan en oprichter van het Onderzoekscentrum voor Joodse Geschiedenis in Harbin. „In de jaren twintig woonden er al meer dan 20.000 Joden in Harbin. Negentig procent van hen kwam uit Rusland, de rest uit andere delen van Europa.” Qu vertelt hoe ze zich vooral vestigden in de stadsdistricten Daoli en Nangang, waar nu nog talrijke Joodse gebouwen herinneren aan die bloeitijd.

„De Joodse invloed op het karakter van de stad was onevenredig groot”, zegt Qu. „De Joden vormden slechts 10 procent van de niet-Chinese bevolking van de stad, maar ruim een derde van de mensen werkzaam in het onderwijs, de journalistiek, in medische en technische beroepen en in de kunst, was Joods.”

De familie Kroll domineerde als grootindustrieel de zakenwereld. Josef Kaspe bezat en exploiteerde het plaatselijke hotel, waar de gast kon rekenen op ouderwets Europese luxe, comfort en service. De artsen Rosendal en Kaufman werkten in het Joodse ziekenhuis. De rabbijnen Kiseliov en Gashke waren de religieuze leidslieden. En er waren zo veel verenigingen voor muziek, dans en kunsten dat Harbin in Azië de bijnaam ”muziekstad” kreeg.

Stoffige grootboeken
Qu raakte min of meer per ongeluk gespecialiseerd in de Joodse historie van Harbin. Hij is niet geschoold in geschiedenis, maar in de economie. Eind jaren tachtig speelde een collega hem een verstofte stapel Joodse grootboeken toe, en Qu, die als jongen al gefascineerd was door de vele Joodse sporen in de architectuur van de stad, wierp zich op dit nieuwe onderzoeksterrein. „Wat me fascineert is dat zo’n groot percentage Nobelprijswinnaars van Joodse komaf is”, zegt hij. „En hun enorme invloed in de media en de kunst. Joden lijken ook wijzer te zijn dan andere buitenlanders, en net als Chinezen hechten ze sterke waarde aan onderwijs en familiebanden.”

Qu denkt dat China veel kan leren van de Joden. „Op dit moment is China bezig met hervormingen. We proberen een harmonieuze samenleving te creëren. Het is goed voor ons om van de essentie van de Joodse waarden te leren, en ook van hun talent in het handeldrijven en de kunde om een eigen staat te stichten. Wij kunnen die lessen in ons eigen land toepassen.”

Professor Qu zegt het in alle oprechtheid. Er ligt bewondering aan zijn uitspraken ten grondslag. Antisemitisme heeft onder de Chinezen nooit voet aan de grond gekregen. „Er was nooit enige discriminatie tegen de Joden door Chinezen”, zegt Qu. „Maar toen dit deel van China onder Japans gezag kwam te staan, werden de Joden wel vervolgd. Er vonden gruwelijke ontvoeringen en moorden plaats, uitgevoerd door Russen in samenwerking met de Japanse militaire politie. Omdat ze zich onbeschermd voelden, verhuisden in de jaren dertig duizenden Joden naar zuidelijker gelegen plaatsen in China, met name Sjanghai.”

Al sinds het begin van de twintigste eeuw ontbrak het Peking in dit noordelijke deel van China, ook bekend onder de naam Mantsjoerije, aan direct en effectief centraal gezag. Na de val van het Chinese keizerrijk in 1912, zag Japan zijn kans schoon dit delfstofrijke gebiedsdeel te koloniseren. Vooral na 1931, toen de marionettenstaat Mantsjoekwo werd opgericht, die onder de leiding kwam van de afgezette Chinese keizer Pu Yi, stond Noordoost-China de facto onder Japans gezag.

Zionisme
In diezelfde tijd kwam ook het zionisme in Harbin tot grote bloei. „In de stad Harbin werd een droom geboren. Een zionistische droom om Eretz Israël een nationaal thuis te maken voor het Joodse volk”, schreef premier Olmert in het voorwoord van het boek van professor Qu over de Joodse geschiedenis van Harbin. „Omstandigheden lieten toe dat de Joden in Harbin hun zionistische activiteiten konden ontplooien, en inspireerden mijn ouders en hun vrienden ertoe naar dit land te komen, om hier verder te werken aan de realisatie van de oude zionistisch-Joodse droom.”

Al stond de wieg van Theodor Herzl, de grondlegger van het zionisme, in Boedapest, het was in Harbin dat enthousiaste jongeren in de jaren twintig en dertig besloten er echt werk van te maken. „De in 1920 opgerichte Harbinse Zionistische Associatie was wereldwijd de grootste. Ze organiseerde ook internationale bijeenkomsten.” Mordechai Olmert was een van die bevlogen jongeren die de revisionistische zionistische jeugdorganisatie Betar oprichtten. Vrienden hielpen Mordechai aan een baan als leraar op een Chinese middelbare school in de stad Suancheng, even buiten Harbin. Daar doceerde hij Russisch aan Chinese kinderen, en verdiende zo het geld voor de overtocht naar Palestina bij elkaar. Zeer tegen de wil van zijn ouders vertrok de vader van de Israëlische regeringsleider, zonder zijn universitaire studie af te ronden, in 1932 uit Harbin naar Palestina. „In 1932 leek het zionisme niet veel toekomst te hebben”, zegt Qu, „dus ik kan me de gevoelens van zijn ouders wel indenken.”

„Zijn Chinees was vloeiend”, zegt Qu. „Je moet je voorstellen dat Harbin in die jaren een smeltkroes van culturen was, waar allerlei talen gesproken werden. Aan de universiteit was de hoofdtaal Chinees, maar er waren ook vakken in het Russisch, Frans en Engels. Van de 400.000 inwoners in Harbin was de helft Chinees en de helft buitenlands.”

Nog altijd hebben de Joden, die van de ijzige uithoek een muziekstad maakten, een speciale plaats in het hart van de inwoners van Harbin, meent Qu. Inderdaad blijken verrassend veel mensen op straat van de Joodse geschiedenis van hun stad te weten. Dat is opvallend anders dan in Sjanghai, waar tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ook een rijke Joodse cultuur was. De meeste inwoners van Sjanghai weten daar niets van. „Hier weten veel mensen er ook pas van sinds 2004, toen de Israëlische premier Olmert hier op bezoek kwam en de kranten erover schreven”, zegt Wang Rong, een jonge inwoner van Harbin. „Maar ik wist het al langer, ik ben geïnteresseerd in oude architectuur. En veel van onze oude gebouwen hebben een Joodse geschiedenis.” Wang volgde ook met voor China meer dan gebruikelijke interesse de strijd in de Gazastrook. „Het is een religieus probleem, en ik weet er het fijne niet van, maar ik vind dat ze om de tafel moeten gaan zitten en vrede sluiten.”

Professor Qu lacht ongemakkelijk als Gaza ter sprake komt. „Wij inwoners van Harbin zijn hetzelfde als de rest van de Chinezen: we hopen oprecht dat ze vrede kunnen sluiten in plaats van oorlog voeren. Vreedzame co-existentie is ons doel. De vriendschap die we in Harbin voelen voor het Joodse volk heeft geen invloed op dat principiële uitgangspunt.”

Er zijn de laatste decennia hechte handelsbetrekkingen tussen Harbin en Israël aangeknoopt, en er vinden ook culturele uitwisselingsprogramma’s plaats. „Daarom voelen we de effecten van de oorlog hier ook”, zegt Qu. „De oorlog beïnvloedt onze handel en geplande culturele evenementen. Voor maart hadden we een onderzoeksreis gepland om materiaal te verzamelen en mensen te interviewen, maar deze reis hebben we moeten afzeggen.”

Toch weet Qu als geen ander dat de Joodse geschiedenis van Harbin een direct verband heeft met de staat Israël, en ook met de Palestijnse kwestie. Mordechai Olmert was maar een van de honderden jongeren die in de jaren twintig en dertig vol geestdrift naar het Midden-Oosten vertrokken, om daar te vechten voor een onafhankelijk Israël. De Joodse gemeenschap in Harbin verschilde sterk van die in Sjanghai. De elite in Sjanghai bestond vooral uit Sefardische families, met name afkomstig uit Irak en India. Het was een rijke en invloedrijke gemeenschap, met weinig interesse in het zionisme. Maar de Joodse gemeenschap in Harbin had haar wortels in Rusland. Zelfs in Harbin hadden ze nog te maken met antisemitisme. Voor hen was het idee van een eigen staat aanlokkelijk.

Dat werd nog versterkt toen in het midden van de jaren dertig de Japanse overheersers in Mantsjoekwo het idee kregen om de vermeende Joodse handelsgeest in te schakelen om de economie van Noordoost-China een impuls te geven. Hoewel dit plot, dat bekend staat als het ”Fuguplan”, nooit is uitgevoerd, zochten de Japanse bezetters wel contact met zionistische leiders.

Volgens de historicus Herman Dicker kregen de zionisten onder het bestuur van Mantsjoekwo een aparte status en vrijheden. „Er waren verschillende internationale zionistische conferenties. In 1937 vaardigde zo’n conferentie een wereldwijde resolutie uit, die beloofde om „samen te werken met Japan en Mantsjoekwo aan een nieuwe orde in Azië””, schrijft Dicker. In ruil daarvoor erkenden de Japanners het zionisme als de Joodse nationale beweging. De Betar kreeg zelfs eigen uniforms en officiële kleuren en nam deel aan officiële parades van de staat Mantsjoekwo. Dicker: „De Japanners zagen de Mantsjoerijse zionisten als hun gewillige collaborateurs.”

Het is een episode in de gemeenschappelijke geschiedenis waar professor Qu geen woorden aan vuil wenst te maken. Mantsjoekwo is nog altijd een met taboes omgeven onderwerp in de moderne Chinese geschiedschrijving. En de historiografie van de Joden in China is een heel recent toegestaan vakgebied op zichzelf. Liever benadrukt hij de goede relatie tussen de gewone Chinezen en de Joodse inwoners van Harbin.

Hij haalt een anekdote aan van premier Olmert over het sterfbed van zijn vader Mordechai. „Hij vertelde dat zijn vaders laatste woorden in het Chinees waren. Hoewel niemand begreep wat hij zei, wist iedereen dat hij in zijn hart nog altijd die band met Harbin was blijven voelen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer