„We zijn geen kerkelijke instantie”
Een schaalmodel van de tabernakel. Voorzien van gordijnen, striklisjes, haakjes, roodgeverfde ramsvellen en berderen van staand sittimhout. Het legde, 150 jaar geleden, de basis voor het Bijbels Museum in Amsterdam. Vanaf dinsdag neemt het opnieuw een centrale plaats in de tentoonstellingsruimte in. Eerste getuige: koningin Beatrix.
Twee statige panden aan de beroemde Herengracht. De ”Cromhouthuizen”, in 1662 gebouwd in opdracht van de koopman Jacob Cromhout. Alweer zo’n 25 jaar vormen ze het onderkomen van het Bijbels Museum, dat zich voordien aan de Amsterdamse Hemonylaan bevond.
Hij was nog maar 24 jaar toen hij, Leendert Schouten, theologiestudent in Utrecht, in 1852 zijn woning openstelde voor nieuwsgierigen naar wat zijn levenswerk zou worden: de maquette van de Joodse tabernakel. Drie jaar eerder had hij er een begin mee gemaakt. Uiteindelijk werd het een zeer gedetailleerd model, helemaal volgens de voorschriften uit Exodus en compleet met voorhof en figuren.
Schouten (1828-1905) was een verwoed verzamelaar van Egyptische oudheden, maquettes en modellen, Joodse ceremoniële voorwerpen, archeologische vondsten en souvenirs uit het land van de Bijbel. Daarnaast was hij, meldt de brochure van het Bijbels Museum, een „markant en eigenzinnig dominee”, die in de loop van de tijd zeven hervormde gemeenten diende.
Met de tentoonstelling van zijn zich steeds uitbreidende collectie wilde de predikant ook een evangelisatorisch doel dienen, aldus B. J. Robbers, voorzitter van het bestuur van het Bijbels Museum. „Evangelisatie, educatie en verkondiging, nu drie verschillende dingen, gingen bij Schouten nog hand in hand. Met behulp van zijn verzameling bijbelse voorwerpen wilde hij mensen kennis laten maken met de inhoud van de Bijbel.”
Die doelstelling is door de jaren heen wel wat gewijzigd, zegt hij. „We willen alleen nog maar informeren, niet langer evangeliseren. We zijn een museum, geen kerkelijke instantie. Al zijn we wel een Bíjbels Museum. De Bijbel blijft centraal staan. We proberen zichtbaar te maken welke invloed die heeft gehad -en nog altijd heeft- op de cultuur waarin wij leven. Zo wordt een van de ruimtes binnenkort gewijd aan de Statenvertaling als cultureel monument.”
Een brug slaan tussen Bijbel en cultuur. Het is „de moderne opdracht van het museum”, stelt Robbers. „Om die reden besteden we ook aandacht aan de islam, als een van de drie abrahamitische godsdiensten. De islam is de tweede of derde religie in ons land geworden. Als we het dan hebben over cultuur, kunnen we ook daar niet meer omheen.”
Voorbeelden zijn de dit jaar geopende tentoonstelling ”De Tempelberg. Heilige plaats voor Joden, christenen en moslims” en de ”Verhalenzolder”, waar kinderen in groepsverband kunnen „kennismaken met het leven van Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed.” Ze mogen zich in „heel veel waardering” verheugen, weet de bestuursvoorzitter. „Voor het eerst krijgen we ook moslims in huis. En het mooie is: ze komen voor één element, bijvoorbeeld de hemelvaart van de profeet Mohammed, maar maken vervolgens ook kennis met de Bijbel, met het Jodendom. Voor de tijdelijke Chagall-expositie geldt min of meer hetzelfde: bezoekers die daarop afkomen, lopen meestal ook even naar de andere zalen.”
Jodendom, christendom en islam op gelijke voet, en toch: het Bijbels Museum?
„Ik zie die naam als een geuzennaam. Zo heeft het museum altijd geheten en zo blijft het heten. Maar afgezien daarvan: het is niet de taak van een museum om te bepalen welke van de drie godsdiensten de ware is. Als dat al te bepalen is: ik denk dat het aan de Eeuwige is om dit uit te maken. Gaan mensen dat doen, dan heeft dat kruistochten tot gevolg, ontstaat er oorlog. Aan de andere kant: ik blijf erbij dat we een Bijbels Museum zijn, geen ’godsdienstmuseum’.”
Op hetzelfde standpunt stelde Willem III zich al in 1885, zegt Robbers. „Het verhaal gaat dat die wel een keer in Schoutens museum op bezoek wilde komen. Maar op één voorwaarde: dat Schouten geen toelichtende preek zou houden. Die weigerde dat: „Het is alles of niets”, zei hij. Willem kon dat wel waarderen - en kwam alsnog.”
Over gebrek aan koninklijke belangstelling heeft het Bijbels Museum door de jaren heen zeker niet te klagen gehad. In 1904 bezocht koningin Emma het toenmalige ”Bijbelsch Museum” in Schoutens laatste woning in Utrecht. Beatrix gaf blijk van haar interesse toen ze nog prinses was - en dinsdag doet ze dat opnieuw, als Koningin welteverstaan. „Direct toen we haar uitnodigden, stemde ze in”, aldus Robbers. „Ook naar onze donateurs toe een signaal van waardering. De Koningin is een moderne vrouw, en wij zijn een modern museum.”
En Schouten, zou die er ook zo over denken als hij het museum nog eens kon betreden? Robbers: „Hij zou apetrots zijn. En -maar ik ben niet zo gewend om in bijbelse taal te spreken- dankbaar.”