‘Plusschool’ voor probleemjongere
Staatssecretaris Van Bijsterveldt staat positief tegenover de suggestie om te komen tot speciale scholen voor probleemjongeren die een groot risico lopen dat ze in het gewone onderwijs geen diploma behalen.
De bewindsvrouw stelt wel als voorwaarde dat de verantwoordelijkheid, ook wat betreft het geld, niet alleen komt te liggen bij het onderwijs. Het gaat immers om een maatschappelijk probleem waarvoor niet alleen het onderwijs verantwoordelijk is. Op dit moment zijn er op jaarbasis tussen de 20.000 en de 25.000 van deze risicojongeren.De suggestie voor speciale scholen met probleemjongeren, ook wel plusscholen genoemd, komt van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Maandag is het advies in Utrecht aangeboden aan staatssecretaris Van Bijsterveldt.
De plusscholen zijn vooral bedoeld voor jongeren met een verhoogde kans op schooluitval als gevolg van schulden, verslaving, gedragsproblemen, echtscheiding van ouders en dergelijke.
In de plusschool krijgen leerlingen een vaste mentor met wie ze lange tijd intensief contact hebben. De scholen moeten strenge regels hebben, maar ook emotionele aandacht geven aan de leerlingen. Zo nodig kunnen de mentoren een beroep doen op hulpverleningsinstanties buiten de school. Het is de bedoeling dat vo-scholen en mbo-scholen de status van plusschool kunnen krijgen.
De WRR wil de vorming van speciale scholen niet verplichten, maar wel stimuleren, zo staat in het rapport. Dat kan bijvoorbeeld door scholen die dergelijke zorg aan hun leerling willen bieden, extra geld van de rijksoverheid te geven. De plussscholen zijn vooral nodig in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht omdat daar veel (v)mbo’ers de opleiding niet afmaken.
De reacties op de suggestie van de WRR lopen sterk uiteen. Politiek Den Haag is positief. CDA-Kamerlid Biskop vindt wel dat scholen met veel probleemjongeren recht hebben op extra geld. Zijn PvdA-collega Depla is het daarmee eens. Volgens SP-fractievoorzitter Kant biedt het rapport een „enorme kans om een maatschappelijke tijdbom te ontmantelen.”
De Algemene Onderwijsbond ziet de plusscholen echt zitten: „De oplossing zit in goede docenten op het mbo en vmbo, waar de meeste leerlingen uitvallen. Zij zouden de signalen moeten oppikken van leerlingen bij wie het fout gaat en vervolgens mogen samenwerken met justitie of jeugdzorg. Breken met het huidige schoolsysteem moeten we niet zomaar doen. Wij zetten nog meer vraagtekens. De WRR pleit voor een maximum van 30 procent probleemjongeren per klas, maar dat strookt niet met het idee van speciale scholen voor lastige kinderen,” aldus AOB-woordvoerder Van den Bergh.
Onderwijswethouder Asscher van Amsterdam vindt het een prima idee als de plusscholen er komen, mits er financiering voor is. „In zulke klassen of scholen krijgen de lastige scholieren structuur en zorg en worden ze niet als hete aardappels door de stad gejaagd van school naar school.”
Uit maandag gepubliceerde gegevens blijkt dat Noord-Holland het grootste aantal voortijdig schoolverlaters kent. Een op de twintig scholieren (4,7 procent) verliet daar in het schooljaar 2006/2007 het onderwijs zonder diploma. Het landelijk gemiddelde ligt op 3,9 procent. Ook in Zuid-Holland en Flevoland verlieten meer leerlingen dan gemiddeld het onderwijs zonder diploma.