Preken vereist wetenschap
De beoefening van de theologie als wetenschap is absoluut onmisbaar. Dat stelt prof. dr. B. Kamphuis, rector van de theologische universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. „Wil de prediking van het Evangelie relevant blijven, dan is vandaag de dag een wetenschappelijk niveau bij de voorbereiding ervan onmisbaar.”
Juist de eerbied voor het Evangelie dringt daartoe, aldus de rector. Hij stond in de rede -die hij vrijdagavond uitsprak ter gelegenheid van de 148e dies natalis van de universiteit aan de Broederweg te Kampen- stil bij de toekomst van de theologie. Momenteel draait het daarbij om de vraag ”Verkerkelijking versus verwetenschappelijking?” Hij greep hiermee vooruit op een conferentie over hetzelfde thema die het Discipline Overleg Godgeleerdheid, een overlegorgaan van alle Nederlandse theologische faculteiten en universiteiten, eind volgende week belegt.
De rector verwacht dat de tendens om verkerkelijking en verwetenschappelijking tegenover elkaar te plaatsen niet alleen diep ingrijpende consequenties heeft voor de theologische opleidingen in het algemeen. De uitkomsten van de discussie kunnen volgens hem ook voor de plaats van zijn eigen instelling, de universiteit in Kampen, verstrekkend zijn.
Voor de rector doet het er niet zoveel toe of de opleiding in Kampen op den duur een erkende universitaire instelling kan blijven. Maar een wetenschappelijke beoefening van de theologie blijft zijns inziens noodzakelijk in onze kennisintensieve samenleving waar kerken en kerkleden middenin staan.
Van de tegenstelling verkerkelijking-verwetenschappelijking, wil prof. Kamphuis niets weten. „God liefhebben met het verstand betekent vandaag dat je je ook met wetenschappelijke gaven en methoden, theologische resultaten en discussies wilt wijden aan Zijn dienst”, zei de rector. „De andere kant van de zaak is dat voor ons de inbedding in de kerk meer dan ooit onmisbaar is.”
Eerder op de dag organiseerde de universiteit ter afsluiting van een meerjarig onderzoeksproject een symposium over ”Profeten en Profetie”. In aansluiting hierop sprak onderzoeksleider prof. dr. G. Kwakkel vrijdagavond een diesrede uit over ”Iemand als Mozes”. Aan de hand van Deuteronomium 18:9-22 omschreef hij een profeet als „het alternatief dat God biedt tegenover menselijke pogingen om grip te krijgen op het leven en de toekomst.” Dat de daar beloofde profeet als Mozes is, betekent volgens de hoogleraar niet dat hij net zo bijzonder en uniek is als Mozes, maar dat hij een gewone Israëliet is. Zo’n profeet kun je uit zichzelf niet dwingen om naar hem te luisteren, aldus prof. Kwakkel. „Hij is kwetsbaar: soms duurt het een hele poos voordat duidelijk wordt dat zijn woorden, in tegenstelling tot die van een ander, door God gegeven zijn. Zijn enige en tegelijk zijn zeer bijzondere kracht is dat God hem zelf de woorden in de mond legt. Die woorden die Hij voldoende vindt voor zijn volk. Daarom is heel zijn figuur en heel zijn optreden één grote vraag om vertrouwen: neemt Israël genoegen met deze vorm van goddelijk spreken? Durft het de toekomst tegemoet te gaan alleen met wat God door zo iemand wil zeggen?”
Diezelfde vraag bereikt nu afstammelingen van het oude volk Israël en heidenen, zei prof. Kwakkel. „Nemen wij genoegen, met Iemand die pretendeerde de woorden van God te spreken? En die tegelijk door mensen miskend en aan een kruis genageld kon worden? Hij was immers, gekomen uit de hemel, een mens geworden zoals wij, één uit ons eigen midden, een broeder.”