Botsing binnen EU over machtsvraag
In het debat over bestuurlijke hervormingen binnen de EU tekent zich een confrontatie af over de machtsvraag. Voorstanders van een zwaardere rol voor Brussel, de federalisten, botsen met degenen die de zeggenschap willen concentreren bij de regeringen.
Een 105 leden tellende conventie -onder de regie van de voormalige Franse president Giscard d’Estaing en met afgevaardigden uit de EU-instellingen, de aangesloten landen en de kandidaat-leden- moet in de loop van volgend jaar een blauwdruk op tafel leggen met nieuwe spelregels voor de organisatie en de besluitvorming in de Unie. Donderdag trad de Europese Commissie bij monde van aanvoerder Prodi naar buiten met haar inzet bij deze discussie.
Zij pleit ervoor in de toekomst de voorzitter van de Commissie te laten kiezen door het Europees Parlement, via een geheime stemming en met een tweederde meerderheid. De betrokken functionaris krijgt daardoor een grotere democratische legitimiteit en wordt minder afhankelijk van de regeringen. Tot dusver wijzen die in onderling overleg iemand aan voor deze post.
Verder stellen Prodi en zijn collega’s voor beslissingen die unanimiteit vereisen, af te schaffen. Zij willen voor alle terreinen het principe van een dubbele meerderheid hanteren: een besluit is genomen als een meerderheid van de lidstaten dat steunt en als die groep landen tevens een meerderheid van de EU-burgers vertegenwoordigt. Voorts dringen zij erop aan de bevoegdheden van het Europees Parlement uit te breiden, in die zin dat het straks op nog meer terreinen dan tot nu toe over medebeslissingsrecht (codecisie) beschikt.
De Commissie voelt niet voor het plan van met name Frankrijk, Groot-Brittannië en Spanje om een vaste voorzitter van de Unie te benoemen voor een langere termijn. Thans rouleert deze functie per zes maanden onder alle partners. „Wat zou zo iemand moeten doen op de 360 dagen van het jaar als er geen toppen zijn en Bush niet belt”, vroeg Prodi zich donderdag hardop af.
Hij streeft er in de door hem beoogde federalistische structuur verder naar de Commissie meer invloed te geven op het gebied van het buitenlands beleid. Momenteel fungeert Solana als hoge vertegenwoordiger op dat terrein. Hij is alleen verantwoording verschuldigd aan de regeringen. Prodi oppert om hem in de nieuwe opzet deel te laten uitmaken van het orgaan waaraan hijzelf tot 2005 leiding geeft.
Al met al spitsen de beraadslagingen in de conventie zich toe op de vraag wie het voor het zeggen krijgt: Brussel of de lidstaten. De Commissie kiest voor het eerste, de zogenaamde communautaire aanpak. „We moeten als novum in de wereld een supranationale democratie tot stand brengen”, benadrukt Prodi in dit verband. De kleine EU-landen, waaronder Nederland, steunen op hoofdlijnen zijn stellingname.
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk daarentegen zijn pleitbezorgers van de intergouvernementele benadering. In die constructie ligt de macht vooral bij de regeringen en de ministers. Die stippelen met elkaar de politieke koers uit en hebben het laatste woord bij te nemen besluiten. De kleinere spelers vrezen een te dominante positie van de grotere in die situatie.
De Duitsers geven traditioneel de voorkeur aan de communautaire methode, maar het lijkt erop dat zij zullen proberen gezamenlijk met de Fransen op te trekken en dat zij bereid zijn daartoe compromissen te sluiten. De laatste tijd zijn de twee grootmachten in Europa weer dikke vrienden en proberen zij als duo het voortouw te nemen bij belangrijke kwesties.