Predikatiën voor Oranje
Jubelpredikatiën, intredepredikatiën, brieven aan koningen en koninginnen, oorlogsleerredenen en leerzame samenspraken. Lange tijd is het allemaal ingekaft te koop geweest. En nog, blijkens de uitgave van de overdenking van Huub Oosterhuis gehouden tijdens de uitvaartdienst voor prins Claus. Onder de titel ”Claus - deze geboren koning”, is die door De Prom uitgegeven en voor 3 euro bij de boekhandel verkrijgbaar.
Verschillende Oranjepreken bundelde uitgever Meinema begin dit jaar ter gelegenheid van het huwelijk van prins Willem-Alexander en Máxima. Ze zijn erg verschillend. Ingekleurd door tijdsbeelden en bijzondere stijlvormen en vooral door de tijd waarin ze werden uitgesproken.
Er zijn talloze Oranjepreken gehouden. Behalve huwelijkspreken zijn er teksten van doop- en begrafenispreken en teksten uit bijzondere diensten waarin gebeurtenissen van het Koninklijk Huis centraal staan. De bundel van Meinema laat weer eens zien dat de inhoud van de preken in de loop van een eeuw is verschoven. Prof. dr. A. van der Meiden, die de trouwdienst van prins Bernhard en Annette Sekrève verzorgde: „Kijk je door die uiterlijkheden heen, dan ontdek je toch de zorgvuldigheid van de teksten, de eerlijkheid en de bewogenheid. En vergis u niet. De hofpredikers waren niet altijd brave strooplikkers en kritiekloze lakeien! (…) Ik denk dat de spanning van het hofpredikerschap tussen profetie en verkondiging aan de ene kant en pastorale betrokkenheid aan de andere kant erg groot is geweest bij die oude generatie predikers. Maar alles is veranderd. Ook de opstelling van Oranjeprekers en de wensen van de leden van de koninklijke familie. Wat we er allemaal ook van denken, één ding staat vast: de leden van de koninklijke familie houden zoveel mogelijk vast aan de oude traditie en ze hechten er waarde aan, dat de kerk een rol dient te spelen bij de hoogtijdagen in hun leven”, aldus Van der Meiden, oud-hoogleraar communicatiewetenschappen en emeritus predikant van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden (VVH).
Een vergelijking dringt zich op. Niet met een rouwoverdenking, maar met een uit 1871 daterende brief aan „Zijne Majesteit den keizer van Duitschland” en koning van Pruisen Wilhelm I bij zijn intrede als Duits keizer te Berlijn. Predikant Cornelis van den Oever van de gereformeerde gemeente onder het kruis in Rotterdam vond de proclamatie van het keizerrijk op 18 januari 1871 en de daaropvolgende intrede zo’n wereldgebeurtenis dat hij een brief stuurde, op 22 maart dat jaar. Voor de prijs van 10 cent was het epistel later verkrijgbaar.
Sire! Zo wordt de keizer aangesproken door de „geringe dienstknecht” van Jezus Christus in de Nederlanden. De dominee besloot de Duitse vorst te schrijven „hetgene God hem bekend gemaakt had, dat in den strijd geschieden zou.” De keizer wordt opgeroepen de grote Held te prijzen omdat Die alleen de eer toekomt. Ds. Van den Oever herinnert er in zijn brief in maart 1871 aan dat hij in de zomer van 1870 ook al geschreven heeft, voordat de „geduchte strijd” begon, dat wil zeggen de oorlog met Frankrijk. Een tweede brief stuurde hij aan de koningin van Pruisen toen de vorst met zijn leger voor de poorten van Parijs lag. De predikant schrijft dat de keizer God aan zijn zijde heeft. En citeert de psalmist: „O Heer! de koning is verheugd (…) Zal hij, door al Uw daân, verrukt ten reie gaan” (in Parijs en in Berlijn).
Dat de keizer gesticht mocht worden en een ware navolger mocht zijn van „Koning David uit Ps. XVIII.” De Heere verloste de koning met al het bedrukte volk „zoowel in Duitschland als ook de oprechten in Nederland.” „De Geld-God, Moed-God, Weelde- en Wellust-God van die Franschen heeft weinig uitgericht”, aldus ds. Van den Oever. Hij roept op de daden Gods „in Duitschland noch in de Nederlanden” te vergeten. Want als God niet aan de zijde van de keizer was geweest, was het land volgens hem weer ten prooi gevallen aan moordlust, roverij, vrouwenschending en maagdenverkrachting.
Het is duidelijk dat de predikant in een bepaald tijdsgewricht spreekt. De Naam van God wordt veelvuldig genoemd. Dat zou bijna anderhalve eeuw later bij de overdenking van Oosterhuis tijdens een vorstelijke plechtigheid veel minder vaak gebeuren. De ex-jezuïet verwees er daarbij naar dat het woord God niet over de lippen van prins Claus kwam, die trouwens ook iedere dogmatische stelligheid vreemd was.
Al was prins Claus dan een aangetrouwde Oranje, net als alle andere Oranjes wilde hij wat geloofsvragen betreft gewoon „bij zichzelf behoren.” Daarmee hield Oosterhuis zijn overdenking vrij van dogma’s of enige geur van een expliciete kerkelijke richting. Hij moest zijn plicht als pastor doen op een zorgelijke dag voor leden van de koninklijke familie.