Zieke zoekt naar genezing
Na een val op het ijs was Lidwina van Schiedam (1380-1433) jarenlang bedlegerig en kreeg de ene kwaal na de andere. De befaamde pater Brugman zag haar lijden als een teken dat God haar had uitgekozen om als voorbeeld te dienen voor andere christenen. God kon mensen ziek maken om hen te straffen, te beproeven of om hun heiligheid te laten zien.
De meeste zieken zoeken echter naar genezing. In veel rooms-katholieke kerken hangen borden vol ex voto’s: voorwerpen die dienen als herinnering aan wonderen die door tussenkomst van een heilige zouden zijn gebeurd. Soms zijn het kleine rechthoekige plaatjes waarop het wonder beschreven. Anderen kozen voor een miniatuur van het genezen lichaamsdeel, zoals een been, voet, arm of hand.In het negende deel van de serie ”Geloof in Nederland”, dat dinsdag verschijnt, schrijft de historicus Hans de Waardt dat protestanten meer de nadruk leggen op de voorzienigheid van God. „In de protestantse visie was het niet geoorloofd mensen te genezen door sacrale krachten te manipuleren.” De Utrechtse hoogleraar Gisbertus Voetius (1589-1676) noemde de rooms-katholieke genezingspraktijken dan ook „het uitdrijven van satan met Beëlzebul.”
Duiveluitdrijving
Opmerkelijk is dat er in de zeventiende eeuw nogal wat gereformeerde predikanten waren die de geneeskunde beoefenden. „Mogelijk verwachtten de gelovigen nog steeds, ondanks de Reformatie, dat hun geestelijken hen niet alleen bij religieuze vragen maar ook bij lichamelijke problemen hielpen.” De genezende predikanten lijken zich vooral met bevallingen en andere gynaecologische zaken te hebben beziggehouden.
Rooms-katholieke geestelijken gebruikten exorcisme (duiveluitdrijving) om religieuze propaganda te voeren. In 1588 gingen drie jonge meisjes vanuit Laren en Hilversum naar de pastoor in Baarn, omdat ze door boze geesten werden gepijnigd. De geestelijke dreef enkele demonen uit, maar daar kwamen andere geesten voor in de plaats. Maar ten slotte waren alle duivels verjaagd.
De Waardt: „De aartsengel Gabriël beval daarna de pastoor dit wonder bekend te maken. Tijdens een druk bezochte dienst in Amersfoort bezwoer hij zijn gehoor dat alleen de bezetenen die trouw waren aan de katholieke religie, wonderbaarlijk genezen konden worden.”
Diaconessen
In de negentiende eeuw gaven rooms-katholieken en protestanten een flinke impuls aan de ontwikkeling van de reguliere geneeskunde. Op 4 november 1844 werd in een pand aan de Springweg in Utrecht het eerste diaconessenhuis van Nederland geopend, een initiatief vanuit de Réveilkring. De oprichters verspreidden een brochure waarin „zusters in den Heere Jezus Christus” werden opgeroepen zich te melden om „kranken te verzorgen, omdat Hij alle onze krankheden op zich heeft genomen.”