Verschil
„O, Heere, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!”
Psalm 6:2Er bestaat een groot onderscheid tussen de huichelaars en Gods kinderen. Huichelaars roepen als de jonge raven en zeggen: Heere, Heere! Zij komen echter niet in het koninkrijk der hemelen. Maar kinderen Gods roepen zo krachtig dat zij ook in het koninkrijk der hemelen ingaan.
Er is niet een van Gods kinderen die door zijn zonden en verdrukking van God wordt afgescheiden, maar zij worden door hun verdrukking wederom tot God gebracht. Daarom kunnen zij roemen en zingen: „Bij den Heere, den Heere, zijn uitkomsten tegen de dood”, en ook tegen de smarten, krankheden en allerlei ongelukken die ons tot de dood de weg banen.
Huichelaars hebben geen belofte dat de Heere hen zal helpen, maar Gods kinderen hebben niet alleen beloften en een bevel, maar ook de ondervinding. Die werkt de hoop dat zij in hun gebed niet zullen beschaamd worden, maar dat zij bij de Heere hulp zullen vinden, zoals in een vrijstad.
De zielen die zo zijn als David, verstaan het doelwit dat de Heere heeft met hen te straffen, namelijk dat zij Hem leren kennen en zich voor Hem verootmoedigen. Dat leert de Geest van God, waar Hij zegt: „Ik zal heengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken…” (Hosea 5:15). Maar van de goddelozen wordt gezegd: „Tevergeefs heb Ik uw kinderen geslagen, zij hebben de tucht niet aangenomen” (Jeremia 2:30).
Johan Lodewijk Langhans, hofprediker van de Palts
(”Davids boetvaardigheid”, 1725)