Geweld op het werk
De kantonrechter in Leiden wees onlangs een bijzonder vonnis. Een jurist schreef in een vaktijdschrift hierover een artikel met de kop ”Menselijke maat brengt kantonrechter in spagaat”.
Rovers is in 1994 in dienst getreden als productiemedewerker bij Heemskerk BV. Rovers en zijn echtgenote hebben twee thuiswonende, jongvolwassen kinderen met een aangeboren, progressieve spierziekte. De werkgever is coulant tegenover Rovers en houdt bij de indeling van de werknemer in ploegendienst rekening met diens thuissituatie. Ook heeft Rovers gedurende anderhalve maand volledig doorbetaald zorgverlof genoten.Na een ziekteperiode vraagt Rovers opnieuw toestemming voor (betaald) zorgverlof aan de personeelsfunctionaris, Van Harten. Dat wordt hem geweigerd. Rovers gaat vervolgens aan de slag, maar dat duurt niet lang. Naar aanleiding van een onbenullig voorval ontsteekt Rovers in woede tegen Van Harten en dreigt deze „een dwarslaesie te schoppen” en hem „met de vrienden van de motorclub” kapot te maken.
Rovers is daarop naar huis gestuurd. Thuisgekomen wordt hem telefonisch meegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen. Rovers neemt dat niet en komt gewapend met een honkbalknuppel op het werk. De politie overmeestert hem.
Rovers wordt door de politierechter veroordeeld wegens bedreiging met zware mishandeling. In de eindafrekening houdt de werkgever één brutomaandsalaris in als gefixeerde schadevergoeding (ter verduidelijking: als een werknemer terecht op staande voet wordt ontslagen, is hij aan de werkgever een schadevergoeding gelijk aan het loon over de opzegtermijn verschuldigd).
De kantonrechter komt vervolgens tot een merkwaardige redenering. Enerzijds erkent hij dat de handelwijze van de werknemer onacceptabel is en dat sprake is van een terecht ontslag op staande voet. De werkgever hoefde hiervoor niet te zwichten.
Anderzijds vindt de rechter dat de werkgever de grens van moraal en fatsoen heeft overschreden door terstond gebruik te maken van zijn recht op de gefixeerde schadevergoeding en deze met de eindafrekening te verrekenen. Hiermee maakte de werkgever het gezin, waarvan hij de problematiek kende, brodeloos op een moment dat er praktisch geen mogelijkheid bestond om daarvoor een oplossing te vinden.
Dit maakt het ontslag volgens de kantonrechter „kennelijk onredelijk”, reden waarom aan de werknemer een vergoeding van drie maandsalarissen (9000 euro) werd toegekend.
Het vonnis is juridisch fout en zal in hoger beroep „over de kop gaan.” Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat wanneer een rechter tot de conclusie komt dat een ontslag op staande voet juist is, dit ontslag niet meer kan leiden tot de conclusie dat de werknemer toch nog een kleine schadevergoeding moet worden toegekend.
Het is van tweeën één: of het ontslag is terecht gegeven of niet. Bij de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet terecht is, gaat het niet alleen om de daad van de werknemer. Ook andere omstandigheden moet de rechter meewegen. In de onderhavige zaak betreft het een afweging tussen het handelen van Rovers enerzijds en diens privézorgen rondom twee gehandicapte kinderen anderzijds. Was er van de kant van de werknemer alleen sprake geweest van een scheldpartij, dan zou de balans waarschijnlijk in zijn voordeel zijn uitgevallen. Nu hij echter iemand met ernstig fysiek geweld had bedreigd, pakte het anders voor hem uit. Een streng, doch rechtvaardig oordeel.
De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Reageren aan scribent? socialezaken@refdag.nl.