Kritische noten bij boek prof. Van de Beek
Doet prof. dr. A. van de Beek in zijn boek ”God doet recht”, recht aan het Nieuwe Testament, de wereldgeschiedenis en de geloofspraktijk? Drie collega-theologen kraakten naar aanleiding van deze vraag diverse kritische noten over de meest recente pennenvrucht van de Amsterdamse hoogleraar.
Van de Beek, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, liet in het voorjaar van 2008 een dogmatische studie verschijnen over de eschatologie (leer van de laatste dingen), met als titel: ”God doet recht. Eschatologie als christologie”. Op verzoek van de sectie dogmatiek en oecumenica van de VU gaven dr. G. van Ek, prof. dr. C. van der Kooi en prof. dr. M. Sarot woensdag op een studiemiddag in Amsterdam hun reactie op het boek.Dr. G. van Ek, universitair docent Bijbelse theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, besprak de vraag of Van de Beek in zijn boek recht doet aan het Nieuwe Testament. Een van zijn bezwaren is dat Van de Beek weinig ruimte heeft voor een eigen eschatologisch werk van de Heilige Geest, naast het eschatologisch werk van Christus.
Van de Beek heeft daardoor weinig op met heiligingsdenken of politieke actie van de kerk. Van Ek: „Nieuwtestamentisch is hier meer te zeggen. Lukas legt in zijn beschrijving van de Berg- rede toch dynamiet onder de gevestigde Romeinse orde.”
Van de Beek legt een te eenzijdige nadruk op het kruis, vindt Van Ek. Moet vanuit een meer tweezijdige benadering niet meer recht worden gedaan aan kruis én opstanding?”
Prof. dr. C. van der Kooi, bijzonder hoogleraar theologie van de charismatische vernieuwing aan de Vrije Universiteit, stelde zich de vraag of Van de Beek recht doet aan de voortgang van de geschiedenis. Ook hij was kritisch over Van de Beeks „reductie” van de eschatologie tot christologie: „Bij Van de Beek mag de Geest niet Zijn eigen gang gaan, en doet Hij alleen participeren in het kruis. Maar wanneer Martin Luther King met zijn profetische toespraak de stoot geeft tot het ontwikkelen van een reeks rechtvaardige wetten, is dat dan niet het werk van de Geest?”
De meest kritische reactie kwam van prof. dr. M. Sarot, bijzonder hoogleraar van het departement godgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht. De vraag of Van de Beek recht doet aan de pastorale geloofspraktijk beantwoordde hij uiteindelijk ontkennend.
Sarot schetste hoe de moderne mens de dood beleeft. Twee dingen zijn voor de moderne mens belangrijk: gezondheid en goede relaties. „Dat gezondheid verloren gaat, kan hij op den duur accepteren. Maar hij kan niet geloven dat in de dood ook de band met geliefden voorgoed doorgesneden zal worden: hij moet geloven in een weerzien van geliefden. Als hem ook dit ontnomen zou worden, zou zijn leven pas echt volledig zinloos zijn.”
Volgens Sarot is dit echter juist wat Van de Beek doet: „Bij Van de Beek kunnen we over de opstanding niet spreken als een weerzien van geliefden. Het is bij hem slechts Christus zien. De moderne gelovige zal zich bedrogen voelen.”
Het is onmogelijk en niet Bijbels om over de opstanding te denken zonder sociale relaties, vindt Sarot. Zonder relaties is een mens niet denkbaar. Het kan dus niet zo zijn dat uiteindelijk alleen de verticale as van het liefdesgebod overblijft, aldus de Utrechtse theoloog. Het gevoel van de moderne mens is op dit punt terecht.
In een reactie stelde Van de Beek dat de Geest in het Nieuwe Testament wel degelijk sterk betrokken is op Christus, en niet zozeer eigen wegen gaat. Het hart hiervan ziet hij in het avondmaal. Verder leert de ervaring dat er niet veel reden is tot optimisme over de voortgang van de wereldgeschiedenis. Van het zien van Christus geldt volgens de hoogleraar dat het niet minder, maar meer is dan het zien van geliefden.