Soldaten in de Slag om Stalingrad
Wat is ”Leven en lot”? Een roman, een geschiedfilosofische beschouwing over het totalitarisme, of een twintigste-eeuwse imitatie van Tolstojs ”Oorlog en vrede”? En wie was Vasili Grossman, de auteur? Een dissident, zoals bijvoorbeeld Solzjenitsyn, of een sociaal-realist die zich aanpaste aan de heersende normen in de Sovjet-Unie? Het antwoord: het is allemaal waar.
Van het boek van Vasili Grossman zal ongetwijfeld gaan gelden wat voor meer literatuur geldt: veel geprezen, maar weinig gelezen. Wie het werk van Grossman wil lezen moet zitvlees hebben: 887 pagina’s schreef de auteur vol over de Slag om Stalingrad en alles wat daarmee samenhangt. Vele hoofdpersonen passeren de revue: burgers, militairen, politiek commissarissen, kampgevangenen in Duitse en Russische kampen enzovoort. Pas op bladzijde 300 is de lezer door de veelheid aan wisselende groepen personen en decors heen en komen de eerste personen weer terug. Grossman schaamt zich niet om zelfs grote mannen als Stalin en Eichmann als romanpersonage te laten optreden.Maar wie het geduld heeft om zich door de schrijver te laten meevoeren, wordt beloond. ”Leven en lot” is een zeer bijzonder boek. Het is qua opzet vergelijkbaar met Tolstojs ”Oorlog en vrede”, waarin de slag bij de Borodino centraal staat. En het is net als ”Oorlog en vrede” méér dan een roman. Het is een boek dat een tijdsbeeld wil schetsen. Om die reden onderbreekt Grossman regelmatig de vertelling om beschouwende onderdelen in te bouwen, zoals Tolstoj dat ook deed. Nog vaker gebeurt het dat de schrijver zijn personages dingen in de mond legt waarmee hij de lezer een boodschap wil overbrengen.
Totalitarisme
Al begint het boek in een Duits gevangenkamp, al snel komen we in Stalingrad terecht, de stad waar Grossman tijdens de Tweede Wereldoorlog oorlogscorrespondent was. We leven mee met mannen aan beide zijden: de Duitse, die steeds meer tegen vijand winter aanlopen, en de Russische, die nauwelijks kunnen standhouden. We lezen over de Sovjetontzettingslegers die een tangbeweging maken door de steppe en zo de legermacht van de Duitse General-Oberst Paulus insluiten. Ten slotte leeft de lezer mee in de wanhoop van de Duitsers, die zich willen overgeven of zich eruit vechten, maar dat van Hitler niet mogen doen.
Daarnaast is er een belangrijke verhaallijn ingeruimd voor de Joods-Russische wetenschapper Strum en zijn uitgebreide familie. Als hij tijdens de oorlog een belangrijke wiskundige ontdekking doet, is hij zielsgelukkig. Zijn werk is zijn leven en de relatie met zijn vrouw is al jaren niet meer iets om vroeg voor naar huis te komen. Maar korte tijd later wordt zijn werk ter discussie gesteld; men vraagt zich af of het wel binnen de partijlijn past.
Tijdens een vergadering van de wetenschappelijke raad verwacht men dat Strum spijt zal betuigen. Omdat hij besluit dat niet te doen, neemt de raad een scherpe resolutie tegen hem aan. Strum heeft de waarheid gewonnen, maar de vrijheid bijna verloren. Hij vreest ieder moment gearresteerd te worden. Maar dan: een wonder. Stalin belt hem in hoogsteigen persoon om zijn bewondering voor Strums werk uit te spreken. De kansen keren volledig. Strum wint aan macht, maar merkt dat macht corrumpeert. Als hem gevraagd wordt een lasterlijke brief te ondertekenen die moet verdoezelen dat enkele andere wetenschappers door de staat zijn uitgerangeerd, doet hij dat.
Deze verschillende verhaallijnen over het front, de burgermaatschappij en de kampen raken elkaar via allerlei familiebanden. Maar ze hebben ook met elkaar te maken doordat ze horen onder Grossmans paraplu van de beschrijving van het tijdperk van totalitarisme. Want dat er weinig verschil is tussen het Russische totalitaire systeem en het Duitse, dat is Grossman wel duidelijk. Hij laat het een van de ondervragers in een Duits kamp bespreken met een Russische gevangene, die overtuigd communist is. De Duitser zegt dan tegen Mostovskoj: „Als wij elkaar aankijken, kijken we in een spiegel. (…) Wat mij kwelt is de gedachte dat uw terreurbewind miljoenen mensen heeft omgebracht en dat wij, Duitsers, de enigen ter wereld waren die begrepen: zo moet het.”
Ingekapseld
Maar wat is de boodschap van Grossman? Wie in de traditie van Tolstoj wil staan moet ook een boodschap willen overbrengen. Waar Tolstoj nog een soort evangelie zonder kerk predikte, daar is God voor Grossman dood. Zo laat hij een ”heilige dwaas” in het kamp een traktaatje over ”het goede” schrijven waarin hij zegt: „De hemel is leeg, de mens is alleen op aarde.” En laten we vooral niet geloven in het goede, want zelfs het christendom, dat Grossman de „meest humane doctrine van de mensheid noemt”, is uiteengevallen in „particuliere, beperkte noties van het goede” en dus ongeloofwaardig geworden.
Maar als de toekomst niet aan God is, is zij dan aan de mens? Nee, want „de mens zal neerkijken op God, maar zal hij ook niet neerkijken op de duivel, zal hij hem niet evengoed overtreffen?” Wat is er dan? Dan is er alleen nog vrijheid: „Ik geloof dat het leven gedefinieerd kan worden als vrijheid. Leven is vrijheid.” Maar dat is een magere levensbestemming als we zien waartoe de mens in staat is.
Grossman lijkt het kwade vooral aan mensen in collectieve situaties toe te schrijven, mensen die zijn ingekapseld in systemen. Dat is begrijpelijk, want dat zag hij om zich heen. Hij was een van de eersten die verslag deed van de Duitse kampen in Polen. Hij was een van de eersten die doorhad dat het hier om een systematische vernietiging van een ras ging. Bijzonder indrukwekkend schrijft hij over een rondleiding op een fabrieksterrein, waarbij de lezer pas na een aantal bladzijden duidelijk wordt dat de „organische stof” waarover het gaat mensen zijn! Lichamen van vergaste Joden die „verwerkt” moeten worden.
Het systeem brengt mensen tot afschuwelijke dingen. Daartegenover beweert de ”heilige dwaas” dat er een soort individuele menselijke goedheid is, die opstaat als het systeem zijn menselijke prooi loslaat. Toch is dat maar de vraag als we kijken naar de situatie van de westerse cultuur. Maar die vergelijking kon Grossman niet maken, want zijn boek stamt uit de vrieskou van de Koude Oorlog en hij heeft dus nooit de kans gehad de westerse cultuur te leren kennen.
Arrestatie
Grossman heeft altijd de wet van het socialistisch-realisme proberen te hanteren: „Spiegeltje aan de wand? Wie is de mooiste van het land? Jij, jij partij, regering, staat.” Ook de uitgave van ”Leven en lot” probeerde hij in 1960 via de reguliere weg te laten plaatsvinden. Maar de uitgever bracht hem direct naar de politie, die vervolgens het boek arresteerde: Grossman moest alle manuscripten inleveren en het mocht niet verschijnen. Daardoor verscheen een volledige uitgave in Rusland pas na de val van de Muur. Nu pas kunnen we in Nederland genieten van de voortreffelijk geannoteerde vertaling van Froukje Slofstra.
N.a.v. ”Leven en lot”, door Vasili Grossman, vert. Froukje Slofstra; uitg. Balans, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 5018 896 8; 959 blz.; € 45,-.