Weigering
„En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner en zend Lazarus…”
Lukas 16:24De rijke man die alle dagen vrolijk en prachtig had geleefd, doet zijn ogen open in de hel zo gauw als hij gestorven is. Hij ziet zich van dat alles beroofd waar hij in dit leven zijn god en hemel van maakte. De arme Lazarus daarentegen, die hij in dit leven nauwelijks wilde aanzien, die verstoten van de mensen, vol met zweren lag aan de poort van zijn paleis, terwijl de honden zijn zweren lekten, die ziet hij nu liggen aan de bruiloftstafel van het Lam. Hij ligt in de schoot van Abraham.
In zijn grote ellende komt die rijke man, in beelden gesproken, in gesprek met vader Abraham, die al wat hij hem verzoekt volstrekt weigert en dat om verschillende redenen. Eerst vraagt hij hem of hij niet enige verkoeling kan krijgen, al is het maar een druppeltje water voor zijn tong. Doch Abraham weigert hem dit. Daarna doet de rijke man een tweede verzoek. Ditmaal is het voor zijn broeders die nog in leven zijn. Ook dat verzoek wordt om gelijke redenen geweigerd.
Het is een wonder dat deze rijke man in zijn bange nood tot vader Abraham roept. Zo voert de Zaligmaker deze rijke man in zijn bede op als een Jood die zich wendt tot Abraham zijn vader, om hem tot verhoring te bewegen. Hij vraagt hem om uitgered te worden, daar zij Abraham tot een vader hebben.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1754)