Fabel
„En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus.”
Lukas 16:24Een heidense fabel vertoont ons een mens met een razende honger en een versmachtende dorst. Hij staat tot aan zijn lippen toe in het water, terwijl boven zijn hoofd een boom met appels staat. Maar als zijn mond naar het water gaat om zijn dorst te lessen, dan wijkt het water weg. En als zijn mond naar de appels gaat om zijn honger te stillen, dan gaan de appelen naar boven. Met dit fraaie schilderij beeldden de heidenen uit de onverzadigbare begeerte van de mens naar wereldse begeerten, wellusten en vermaak. In al deze dingen is niets dan een holle begeerte van een lege ziel. Die begeerte kan het bange geweten niet geruststellen. Als men naar de bedrieglijke sodomsappelen van de wereld hijgt, maken ze zich onverwacht vleugels als een arend die naar de hemel vliegt. In dit kooksel van de goederen van deze wereld is geen voedsel. In wellusten is geen verzadiging te vinden.
De rijke man in deze gelijkenis hongerde en dorstte nergens anders naar dan naar wat de wereld heeft en aan zijn liefhebbers geeft. Hij maakte alle dagen goede zwier en leefde vrolijk en prachtig. Hij zat aan tafels vol overvloed, men dronk de wijn uit schalen. Aan die arme Lazarus die voor de poort van zijn paleis lag, werd echter niet gedacht.
Johannes Barueth,
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1754)
predikant te Dordrecht