Werknemer moet zelf voor zondag kiezen
Het initiatiefwetsvoorstel van PvdA en ChristenUnie over zondagsarbeid verschaft helderheid, schrijft P. Schalk.
Zolang het geen arbeid van noodzakelijkheid en barmhartigheid betreft kan iedere werknemer in Nederland besluiten niet op zondag te werken. Dat is winst, maar het betekent volgens Schalk ook dat elke werknemer zelf moet gaan kiezen en ervoor uit moet komen. Dinsdag stemt de Eerste Kamer over het initiatiefwetsvoorstel van PvdA en ChristenUnie waarin geregeld wordt dat werknemers zelf mogen beslissen of ze wel of niet op zondag willen werken. De RMU is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel, omdat de praktijk uitwijst dat individuele werknemers en werkgevers door de huidige wetgeving in de knel kunnen komen.
Het is een rare gewaarwording dat door partijen als GroenLinks en de PvdA in de Eerste Kamer met verve gepleit wordt voor de zondag als collectieve rustdag. Juist op zo’n moment zit je wel met kromme tenen als CDA-minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zo geringschattend spreekt over de problematiek van de zondagsarbeid. Zo zelfs dat de heer Stekelenburg, lid van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer, bekend als ex-voorzitter van de FNV, naar de interruptiemicrofoon grijpt en de minister toeroept: „Nu vallen de klompen van mijn voeten.” Gelukkig kwam minister De Geus alsnog over de brug. Hij zal de initiatiefwet van Bussemaker en Van Dijke gaan bekrachtigen.
Daarmee is een traject van jaren gelopen. Dat begon al tijdens het eerste paarse kabinet. Toen werden de Arbeidstijdenwet en de Winkeltijdenwet gewijzigd. De eerste biedt de mogelijkheden om op zondag te gaan werken. Dat is het voertuig. De tweede, dus de Winkeltijdenwet, is de motor van de zondagsarbeid, die de zaak aanjaagt. En dat alles onder het mom van vrijwilligheid.
Onbestuurbaar
Na enkele jaren kan de trieste balans worden opgemaakt. Veel bedrijven zijn meegezogen in de race van dit onbestuurbare voertuig. Een onderzoek van de RMU maakte dat schrijnend duidelijk. In een paar jaar tijd was het aantal bedrijven waar op zondag gewerkt werd, verdubbeld. En in minstens de helft van die bedrijven was geen plaats meer voor werknemers die de zondag als rustdag willen houden. Vooral in een tijd waarin geld als water stroomde en de economie alleen maar leek te groeien, werd de collectieve rustdag opgeofferd. Maar nu de klad in de economie komt, worden bedrijven gemangeld.
Een schrijnend voorbeeld is deze weken in het nieuws. Een duidelijk geval waarin de Winkeltijdenwet de aanjager was. Die wet biedt namelijk de ruimte voor toeristische gebieden om 52 zondagen open te zijn. Een woonboulevard valt in dit land blijkbaar ook onder die noemer. De conclusie is duidelijk: open die handel. Op dat moment is de keuze voor open of dicht geen gemakkelijke meer, want dan gaat je principe echt geld kosten. Mijnders Meubelen, waarvan de inmiddels overleden oprichter een bekend strijder tegen de zondagsopenstelling was, bleek een behoorlijk deel van de omzet te verliezen door op zondag gesloten te zijn. Dat verlies is genomen. Dat was een bewuste keus, waarbij de werkgever ook nog eens keurig in de arbeidsvoorwaarden had geregeld dat het personeel niet op zondag hoeft te werken. Inmiddels is een belangrijk deel van Mijnders Meubelen overgenomen door een groot concern. Helaas is duidelijk geworden dat juist de regeling over zondagsarbeid het bedrijf minder interessant maakte voor overname.
Gedwongen
Het is frappant dat juist deze week gestemd wordt over een aanpassing van de Arbeidstijdenwet, waarin geregeld wordt dat werknemers weer zelf mogen beslissen of ze op zondag willen werken. De wijziging van de Arbeidstijdenwet in 1996 had namelijk nogal diepgaande consequenties voor werknemers. Voor die tijd werd uitgegaan van de volgende stelregel: „De werknemer verricht op zondag geen arbeid, behalve voorzover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit.” Dat was heldere taal.
Neem als voorbeeld de gezondheidszorg: de aard van de arbeid vraagt om zorg op zondag, dus de werkgever bedingt bij een sollicitant dat hij of zij ook op zondag zal werken. Geen probleem voor werken der noodzakelijkheid en barmhartigheid. Maar volgens het eerste paarse kabinet veel te beperkend. Ondernemers moesten in vrijheid keuzes kunnen maken, zonder knellende openingstijden opgelegd door een betuttelende overheid, zeker niet als het beter voor het bedrijf zou zijn om letterlijk en figuurlijk door te draaien. Dus werd de Arbeidstijdenwet aangepast met de volgende toevoeging: „Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige volzin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers.”
En daar zit de pijn: het boterzachte begrip ”bedrijfsomstandigheden” vormt de basis. Werkgever en ondernemingsraad plegen overleg en beslissen zo over zondagsarbeid voor individuele werknemers. Zonder overleg worden zij gedwongen mee te werken op zondag. Dat is wel heel vreemd, want bij de aard van de arbeid waar iedereen het over eens is moet zelfs nog bij de werknemer bedongen worden dat hij op zondag zal werken. En bij bedrijfsomstandigheden die op alle mogelijke manieren kunnen worden ingevuld, vervalt dat overleg met de werknemer geheel.
Winst
Sinds 1996 is daarover gesteggeld. Steeds opnieuw is het probleem onder de aandacht van politici gebracht. Opmerkelijk genoeg was het uiteindelijk het D66-kamerlid Bakker die het probleem oppakte. Hij maakte een initiatiefwet. Dat werd een jarenlang proces dat steeds opnieuw vlotgetrokken moest worden. Totdat plotseling PvdA en ChristenUnie met een ander initiatief kwamen dat het wetsvoorstel van Bakker voorbijsnelde. Dit wetsvoorstel bracht de nodige commotie, want de vakbonden waren voor, en de werkgeversorganisaties mordicus tegen dit wetsvoorstel. Het werd afgedaan als „die flutwet van Leen en Jet” (Leen van Dijke en Jet Bussemaker), en er werd een stevige lobby ingezet tegen de aanvaarding van dit wetsvoorstel. Eerst in de Tweede Kamer, daarna in verhevigde mate in de Eerste Kamer. Daar waren zelfs drie termijnen nodig, inclusief een verdeeld advies van de Sociaal-Economische Raad. Uit de stemverklaringen blijkt dat het wetsvoorstel een meerderheid heeft. Desondanks wil de VVD alsnog een hoofdelijke stemming. Hopelijk zijn dan alle beletselen weggeruimd en komt deze wetswijziging in het Staatsblad te staan.
De cruciale zin in aansluiting op de zin over de bedrijfsomstandigheden is deze: „De werknemer verricht, met inachtneming van de vorige volzin, uitsluitend arbeid op zondag indien hij daar voor dat geval mee instemt.” Natuurlijk is dit goed voor de juridische positie van de werknemer. Het verschaft helderheid. Zolang het geen arbeid van noodzakelijkheid en barmhartigheid betreft, kan iedere werknemer in Nederland besluiten om niet op zondag te werken. Dat is winst. Maar dat is niet alles. Het betekent ook dat elke werknemer zelf moet gaan kiezen en ervoor uit moet komen. Hopelijk is dat niet alleen een keuze voor een vrije dag, maar voor een heilzame rustdag!
De auteur is directeur van de RMU.