„Islam lijkt op protestantisme”
De islam lijkt meer op het protestantse christendom dan op het rooms-katholieke, vooral als je kijkt naar de relatie tussen geloof en de ontwikkeling van de samenleving. Dit verband legde drs. Sjoerd de Jong maandagavond in het academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen.
De Jong, die te boek staat als scherpzinnig en tegendraads columnist bij NRC Handelsblad, hield in Groningen een lezing over de beeldvorming van de islam in het Westen én de beeldvorming van het Westen in de islamitische wereld. Daarbij stelde hij zich met name de vraag hoe die wederzijdse beeldvorming na 11 september vorig jaar is veranderd.
Verschillende bezoekers maakten na de lezing gretig gebruik van de mogelijkheid tot interactie. Wat zag De Jong als overeenkomsten tussen het protestantisme en de islam? „Het protestantisme kon volgens de cultuurfilosoof Weber hand in hand gaan met de opkomst van de kapitalistische economie, omdat het protestantse geloof een aantal waarden heeft die stroken met kapitalistische beginselen”, zei De Jong. Hij noemde onder meer het streven naar individuele prestatie en productieontwikkeling. Die kenmerken zag de NRC-columnist ook terug bij de islam.
Wel wees De Jong erop dat niet alle religies over één kam te scheren zijn. „Je hoort wel eens zeggen dat godsdiensten nu eenmaal godsdiensten zijn en dat het allemaal op hetzelfde neerkomt. Nu geloof ik niet in het diepe wezen van een bepaald geloof, maar er zijn wel degelijk onderscheidende kenmerken.” De Jong noemde de historische voortgang van het christendom in Europa. Langzaam maar zeker won het christendom in heel Europa terrein en werd het in veel gebieden de belangrijkste godsdienst.
„Daardoor is het christendom eerder ingevoegd in de samenleving dan de islam in de Arabische wereld. Bovendien waren de aanspraken van de islam ook veel aanmatigender. Zij wilden geen staten islamiseren, maar liefst de hele wereld. De machthebber in de Arabische wereld moest eigenlijk ook een goede moslim zijn, terwijl de islam aan de andere kant geen theocratisch beginsel kende.”
Dat wringt, zei De Jong. Hij haalde een bijbeltekst aan waarmee hij wilde aantonen dat er een wezenlijk verschil is met het christendom. „Geef de keizer wat des keizers is, zei Jezus Zelf. Het christendom had wel een theocratisch beginsel, maar maakte geen aanspraak op absolute overheersing.”
In de jaren zeventig en tachtig zagen we de stroming van het islamisme, aldus De Jong. „Ook deze stroming streefde ernaar een islamitische staat als zodanig te vestigen.” Het kwam er echter niet van. „Omdat er geen sociale basis voor was. Kijk maar naar Iran: de jeugd en ook de middenklasse dringt sterk aan op een scheiding van de machten.” Juist die seculiere staatsvorm zorgt er volgens De Jong voor dat er een voedingsbodem ontstaat voor fundamentalistische groeperingen. „En die gaan veel verder. Die hebben het niet gemunt op de vorming van een islamitische staat, maar van een islamitische wereld.”
De Jong schetste de periode van grote bloei die de Arabische wereld heeft gekend. De universiteiten van de Arabische landen waren de centra van kennis in de toenmalige wereld. „Maar daarna kwam er een verstening op gang. „De zaak is af. We hoeven niet verder te denken”, zei men. En dat heeft ervoor gezorgd dat kritisch bronnenonderzoek binnen de Arabische wereld haast niet mogelijk is. Mensen die dat wél willen, lopen keihard tegen die intellectuele stagnering aan.”