Gewoon rookworst, niks geen kaviaar
Ruim honderd gezinnen uit Beverwijk vieren Kerst met etenswaren van de voedselbank. „De regering moet zich daarvoor schamen, niet wij.”
Dat de voedselbank IJmond-Noord een prima initiatief is, willen Karin en José op voorhand gezegd hebben. Dat de mensen die er werken lief zijn en het goed bedoelen ook. Maar wat de mensen wel moeten weten, is dat die mooie tv-beelden van arme sloebers die dankzij de voedselbanken tijdens de kerstdagen toch kalfsvlees en kaviaar naar binnen kunnen proppen absoluut niet kloppen. „Tenminste hier niet”, zegt José, graaiend in een boodschappentas. Na enig zoeken: „Kijk hier, een gewone rookworst. Verder niks geen dure dingen als kaviaar en zo.”Karin: „Maar de mensen zijn lief, hoor. Vorige week zag ik het even niet meer zitten. Toen ben ik in een hoekje gaan zitten. Janken hè, janken, de hele tijd. Dan komt er iemand die een arm om je heen slaat.” José: „Ze voelen je aan, ze weten hoe het is om hier te komen. Daar spelen ze op in.”
In drie jaar tijd groeide de voedselbank uit tot een compleet bedrijf, zegt bestuurssecretaris Barbara Rietkamp in de Vredevorstkerk, een van de twee Beverwijkse uitgiftepunten. „Op 1 mei 2005 begonnen we met hulp van het Diaconaal Centrum uit Haarlem voor twaalf gezinnen. Inmiddels zijn het er 110.” De aanmeldingen voor de voedselbank komen binnen via het loket sociaal-maatschappelijke dienstverlening van de gemeente. Rietkamp: „Je komt in aanmerking als je minder hebt te besteden dan 175 euro per maand.”
De vrijwilligers van de voedselbank registreren de klantgegevens en geven persoonlijk tekst en uitleg. „Het is halen in plaats van brengen. Als anderen het pakket ophalen, even een briefje tekenen en als je een keer wilt overslaan, graag afbellen voor donderdag 12.00 uur.”
In een van de zalen van de Vredevorstkerk loopt koster Arjan bedrijvig heen en weer. „Dankzij deze kerk kunnen we de klanten elke vrijdag ontvangen met een kop koffie en een koekje”, zegt Rietkamp. „Intussen tekenen wij de lijst af en gaan andere medewerkers een kamer verder waar de tassen of kratten van de klanten worden gevuld.”
Een bewuste keuze, noemt Anja Dirksen, een van de 45 vrijwilligers, de gekozen werkwijze. „We proberen de klanten uit hun isolement te halen. Als het even kan, willen we meer zijn dan alleen een doorgeefluik.”
Via de voedselbank raakten José en Karin bevriend. Samen bespreken ze de moeilijkheden van de twaalfde maand. Karin: „Vorige week kreeg ik een rekening van Nuon. Ik kon niet betalen, ik had geen cent. U kunt wachten tot de volgende aanmaning, zei de telefoniste. Wat dacht je? Tien euro extra kosten, voor de administratie zogenaamd.”
José, broodmager, met een ingevallen gezicht, oogt vermoeid. „Ongeveer een jaar geleden is bij mij in de flat een vrouw vermoord door haar vriend, een Keniaan. Ik had haar de hele dag nog niet gezien. ’s Avonds ben ik naar binnen gegaan, met een buurman. Toen heb ik haar gevonden, in bed. Ze was vijf, zes keer doorstoken. Eerwraak. De beelden spoken nog steeds door mijn hoofd.”
Soms schaamt ze zich, omdat ze zelfs voor haar eten op anderen is aangewezen. Karin: „De regering moet zich daarvoor schamen, niet wij. Ik ben gevlucht voor mijn man en woon hier al vijftien jaar, op een kamer van een paar vierkante meter. Zonder werk, zonder vrienden. Wat kunnen wij eraan doen?”