Opinie

Heer van stand bij de kleine luyden

In een ver verleden bestegen wij op zondagmiddag wel eens de fiets om in een naburig dorp de avonddienst bij te wonen. De lokroep van de oud gereformeerde gemeente aldaar was mijn ouders dan kennelijk te machtig. Als kinderen hadden we daar geen enkel probleem mee, ook al werd dit soort uitstapjes in de thuisgemeente, die van een andere afgescheiden snit was, niet erg gewaardeerd. Het was voor ons niet alleen een welkome afwisseling, het was toch ook een beetje een gang naar een andere wereld. Het begon ermee dat er in dat kerkje geen centrale verwarming was maar dat ergens achterin een kachel stond waarin de koster af en toe een groot blok hout gooide. Hier had de tijd een poosje stilgestaan.

Jan van Klinken
19 December 2008 20:05Gewijzigd op 14 November 2020 06:57

Wat het meeste aansprak, was dat het er nog al informeel toeging. Was de enkele predikant die in de thuisgemeente optrad toch meer een onaanraakbare grootheid, bij de oud gereformeerden waren de voorgangers doorgaans gemoedelijker. Je had het gevoel dat ze ieder moment een conversatie konden aangaan en soms was dat ook echt zo. Dan vertelde een predikant wat hij onderlaatst samen met een van de ambtsdragers had meegemaakt, en om de geloofwaardigheid te vergroten, vroeg hij dan aan de persoon in kwestie of het klopte. „Ja, da’s waar hoor”, zei de man dan, waarna de predikant onverstoorbaar zijn preek vervolgde.Legendarisch was natuurlijk de figuur van ds. Joh. van der Poel. Die was zo oorspronkelijk dat ik als klein mannetje helemaal gebiologeerd naar hem zat te luisteren. Zijn taalgebruik en zijn invallen waren van een zeldzame soort. Het was in een periode dat er telefonische bedreigingen werden geuit. Dat was nieuw. Ook de predikant was door de telefoon bedreigd, vertelde hij. Ze zouden hem ontvoeren. „Maar dan hopen we toch dat het maar naar Patmos mag wezen”, voegde hij er droogjes aan toe. Later was ik er getuige van dat een collega, die hem goed kende, hem eens belde met de vraag hoe hij dacht over het vaccineren van dieren. Hij had niet zo veel trek in het gesprek, zei een tijd niets en sloot toen af met: „Ach jongen, de mens is ook een groot beest.” De collega reageerde nogal teleurgesteld maar wij genoten.

Wie je in dat kerkje zag, waren de ”kleine luyden”. Misschien moet ik wel zeggen: de zeer kleine luyden. Het aantal geletterden viel op de vingers van één hand te tellen. De enige geschoolde kerkganger was bij mijn weten een leraar van het voortgezet onderwijs. Hij hoorde evenals wij bij een concurrerend kerkverband, maar hij was familie van ds. Van der Poel en had zogezegd ontheffing. Voor het overige waren het de eenvoudigen uit den lande. Niemand had dan ook door, denk ik, dat de wet en de geloofsbelijdenis uit een totaal verouderde versie werden voorgelezen. De diaken had het bijvoorbeeld niet over Pontius Pilatus maar over Pontio Pilato. Een orgel was er niet, met als gevolg dat het zingen wel hoog werd begonnen maar heel laag werd geëindigd. Het kon allemaal en niemand deed er moeilijk over.

Zo af en toe ging bij dat kerkje een predikant voor die in een slagschip van een Mercedes kwam voorrijden en daarin geboren moest zijn, zo chic was hij. Hij werd „Dumersie” genoemd, maar al gauw kwam ik erachter dat hij helemaal volledig Du Marchie van Voorthuysen heette. Als je niet beter wist, zou je denken dat hij abuis was. Wat moest die man hier bij deze simpele lieden? Hij had een voorname uitstraling en zijn stem verried een hoge afkomst. Zijn taalgebruik was buitengewoon verzorgd en voor zover ik toen verstand had van Schriftuitleg, weet ik nog dat hij heel bijzondere dingen uit zijn tekstgedeelte wist op te diepen. Dat waren wij helemaal niet gewend, zo’n deftige en erudiete predikant. Wat deed hij daar? Ik begreep er niets van.

Later hoorde ik waar hij vandaan kwam en welke wonderlijke gang hij door het leven had gemaakt. Dat verklaarde veel, zo niet alles. Niettemin heeft het gegeven me altijd geboeid dat een heer van stand zich geen moment ongemakkelijk voelde als hij daar in dat achterafkerkje in Bruinisse of dat onooglijke schuurtje in Lieren of de tot kerkzaal verbouwde deel van een boerderij in de Alblasserwaard het Woord kwam brengen. Toen ik enkele weken geleden in een recensie in deze krant las over een levensverhaal van hem, kon ik deze uitgave daarom niet bij de boekhandel laten liggen.

Ik moet zeggen dat de biograaf, J. M. Vermeulen, mij niet teleurgesteld heeft. Even was ik bang dat hij met zevenmijlslaarzen door het voorouderlijk milieu van de predikant zou gaan omdat het een ver-van-ons-bedverhaal is, maar niets blijkt minder waar te zijn. De auteur voert ons pagina’s lang mee in de betere kringen, zeg maar de wereld van de upper ten. De jonge Everard du Marchie van Voorthuysen maakte er nog veel intensiever deel van uit dan ik had geweten en dat maakt mijn fascinatie voor hem alleen maar groter. Daarom meer over hem en het boek in de volgende aflevering.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer