Kerk & religie

Dodelijke plaag

29 November 2002 21:13Gewijzigd op 13 November 2020 23:58

De tollenaar sloeg op zijn borst om aan te wijzen waar de vuile bronader en de rechte oorzaak eigenlijk gelegen waren. Zijn rampzaligheid en benauwdheid kwamen voort uit zijn hart. In zijn hart lagen de grond en de wortel van de Sodomsboom, die zulke bittere vruchten droeg. Het is mijn hart, mijn hart dat zo geheel verdorven is. Het is een modderpoel en een woning van de duivel. Het was mijn ganse hart dat mijn gedachten, lusten en begeerte beheerste! Wee mij, ellendig zondaar, ik vind niet de minste verontschuldiging. Zo wordt de ziel gebracht tot het inwendige gevoel van de dodelijke plaag van zijn hart. Het hart is immers de springader van het leven. Uit het hart komen voort de boze bedenkingen enzovoorts. De geveinsden mogen in hun belijdenis grote zondenregisters oplezen, zij mogen er verdrietig om zijn. Zij houden echter heimelijk altijd nog enig goed in hun hart verborgen, al zou het slechts de goede begeerte zijn die zij nog hebben om zich te bekeren en om hun staat te veranderen. Deze tollenaar vindt in zijn hart niets goeds voordat hij zich met God door het bloed van Christus verzoend weet en gekomen is tot de nieuwe geboorte door de Heilige Geest. Dit stuk verdient toch wel alle aandacht, opdat het boze hart ons niet terzijde zou afleiden. Th. van der Groe, predikant te Kralingen (Toetssteen van ware en valse genade, 1752)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer