Sterven
Wilt u, geliefde lezers, het einde van een vrome zien en het einde van een goddeloze daartegenover? Zie eens wat een gelukkig einde de vrome Lazarus heeft, die hier zo arm en verachtelijk heeft geleefd. „En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in de schoot van Abraham.”
Maar zie ook eens welk een rampzalig einde de rijke brasser krijgt, die hier zo vrolijk en dartel heeft geleefd. Zo verschillend hun beider leven geweest is, zo verschillend is nu ook hun beider einde. Daar het de vrome Lazarus in dit leven zo kwalijk is gegaan, zal het hem na dit leven voor eeuwig welgaan. Waar het de goddeloze rijke man in dit leven zo goed is gegaan, zal het hem na dit leven voor eeuwig kwalijk gaan. Dit hadden ze beiden gemeen, dat ze, hoe ze ook verschilden in aard en levenswijze, beiden moesten sterven. Zo spaart de dood niemand, de edelman zomin als de bedelman, de rijke zomin als Lazarus. Ook de rijke is gestorven, gelijk alle adamskinderen en als de geringste onder hen. Want de dood effent allen, rijk en arm, koning en onderdaan, jong en oud. Hij vereffent allen tot een aardhoop. Hoe hoog van staat, hoe edel, trots, hoe rijk die brasser ook geweest mocht zijn, hij moest net zo goed sterven als Lazarus.Johannes Barueth, predikant te Dordrecht (”De predikende en wonderdoende Christus”, 1754)