Opinie

Storm in krantenland

Zwaar weer in krantenland. Voor wie enigszins op de hoogte is van de economische ontwikkelingen op de mediamarkt is dit geen nieuws. Opvallend is wel dat directies en hoofdredacties van dagbladen, waaronder die van deze krant, deze week een brandbrief hebben geschreven aan minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

16 December 2008 11:54Gewijzigd op 14 November 2020 06:55

De problemen in de krantenwereld hebben zowel een structurele als een conjuncturele component. Structureel is dat er al jarenlang sprake is van oplagedaling als gevolg van ontlezing en de opkomst van nieuwe media. Mensen raadplegen vooral internet om zich op de hoogte te houden van het nieuws. Dat gaat snel, kan op elk gewenst moment en is gratis. Sommige kranten hebben in de achterliggende jaren een abonneeverlies van 20 procent gehad. Daarbij steekt de daling van deze krant van ongeveer 1 procent op jaarbasis nog gunstig af.Structureel is ook dat het advertentievolume afneemt doordat bedrijven gebruikmaken van andere communicatiekanalen. De huidige conjuncturele ontwikkelingen versterken dat nog eens: er is minder vraag naar personeel en bedrijven zijn voorzichtiger geworden in hun mediabestedingen.

De brief is niet bedoeld om bij de minister een aanvraag te doen voor een overlevingskapitaal, waarom deze weken door veel bedrijven wordt gevraagd.

Redacties beseffen heel goed hoe belangrijk het is dat zij onafhankelijk zijn en blijven van overheidsgeld. Immers, wanneer de pers gesubsidieerd wordt door de overheid ligt hij feitelijk aan de ketting. Dan kunnen kranten niet meer kritisch reflecteren op het doen en laten van de overheid, terwijl dat in een democratische staat juist een van de cruciale taken is.

Waar het de krantenuitgevers en -redacties om gaat, is de oneerlijke concurrentie in medialand. De overheid geeft jaarlijks 500 miljoen aan de publieke omroepen.

Met dat geld maken omroepen niet alleen mooie programma’s, maar ontwikkelen ze ook producten zoals websites, tijdschriften en andere gedrukte uitgaven. Via die (gesubsidieerde) media ontvangen omroepen ook nog eens 200 miljoen aan reclamegelden.

Het bezwaar van de krantenuitgevers is dat met overheidsgeld mediaproducten op de markt komen die niet strikt onder het begrip omroep vallen, maar die wel concurrerend zijn ten opzichte van de uitgaven en websites van de schrijvende media. En dat is concurrentievervalsend.

De directies en hoofdredacteuren pleiten in hun brief voor een eerlijk speelveld waar elke mediasector vergelijkbare kansen heeft. Daarom verzoeken ze de minister het subsidiëren van de omroepen te beperken tot het financieren van de publieke taken van de omroep.

De minister heeft recent aangegeven niet bereid te zijn de publieke omroep „af te knijpen.” Daar vragen de krantenuitgevers ook niet om. Maar ze hebben er wel moeite mee dat de minister juist het tegenovergestelde doet. De publieke omroep kreeg er van hem nog eens 250 miljoen bij. Daarmee wordt de omroep werkelijk bevoordeeld, terwijl kranten in deze lastige periode -afgezien van 8 miljoen euro voor innovatieve projecten- geen enkele steun krijgen.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer