Bidden op het asfalt van Lima

Acht miljoen van de 25 miljoen Peruanen beproeven hun geluk in de hoofdstad Lima, gedreven door de hoop op werk en een beter leven. De grote meerderheid -ten minste zo’n 60 tot 70 procent- valt tussen de wal en het schip wegens ontoereikende middelen van bestaan. Dat leidt tot een beklemmende situatie in een metropool waar een grauwsluier van uitzichtloosheid over hangt.

Marie van Beijnum
29 November 2002 13:11Gewijzigd op 13 November 2020 23:58

Als El Agustino in zicht komt, gebaart de taxichauffeur de deur op slot te doen, het raam dicht te draaien en de tas op de grond te zetten. Het wil wel eens voorkomen dat er een grijpgrage hand naar binnen schuift. Bij avondlicht ziet de achterstandswijk er gezellig uit, zo op die heuvel langs een van de ringwegen. Wie de eerste stegen, straatjes en trappen opgaat, weet snel beter. Hier regeert de onderwereld met haar criminaliteit en drugs.

Ondanks zijn negatieve imago oefent Lima, pal gelegen aan de Stille Oceaan, een magnetische aantrekkingskracht uit op heel Peru, dat zich in 1824 vrijvocht van de Spaanse kolonisator. Het is een land met een majestueuze natuur die in drie zones is verdeeld: de kust (costa), de bergen (sierra) en het tropisch achterland (selva).

Net zoals zo veel Latijns-Amerikaanse naties kent Peru een tragisch verleden. Het meest recent is de bloedige strijd tussen de maoïstische terreurbeweging Lichtend Pad en het leger van ongeveer 1980 tot 1992. Hoewel er daarna ruimte ontstond voor nieuw engagement, smoorde president Fujimori (1990-2000) veel initiatieven met zijn eenzijdig autocratisch bestuur, waardoor de rijken rijker werden en de armen nog armer dan ze al waren. Fujimori’s opvolger, Toledo, blijkt niet bij machte zijn beloften in te lossen. Als president maakte Toledo sinds zijn aantreden vorig jaar tot dusver nog geen fractie van zijn toezeggingen waar. Met een explosieve bevolkingsgroei, een enorme migratie naar de overvolle steden en een achterblijvende landbouwsector is Peru een land geworden waar 80 procent van de bevolking beneden de absolute armoedegrens verkeert.

Nergens is de kloof tussen rijk en arm trouwens groter dan in Latijns-Amerika, zo blijkt uit een studie van het regionale VN-agentschap Eclac. De armoede op het hele continent raakt meer dan 43 procent van de bevolking of meer dan 500 miljoen mensen. De sociale achteruitgang blijkt vooral uit de cijfers voor het onderwijs: maar liefst 37 procent van de Latijns-Amerikaanse jongeren maakt de middelbare school nooit af. De meeste jongeren stoppen in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs. De jongens kappen ermee omdat ze thuis brood op de plank moeten brengen, voor meisjes vormen het huishouden en een zwangerschap meestal de oorzaak.

Tegen dit decor proberen enkele tientallen families in de wijk Luis Pardo te overleven. Velen van hen kwamen zo’n 23 jaar geleden uit het gebied rond Ayacucho (waar de wieg van het Lichtend Pad stond) naar Lima. Ze bezetten er een lap grond en schuilden bij elkaar in haastig opgetrokken krotten.

Tot op de dag van vandaag is de gemeenschap van Luis Pardo met de autoriteiten in de slag om definitief eigenaar te worden van de grond - die naar verluidt grotendeels is afbetaald. In sociaal opzicht functioneerde Luis Pardo van meet af aan ijzersterk. Cipriana Llactahuaman nam 22 jaar geleden het voortouw bij de vrouwen om een gezamenlijke keuken te starten. „We werkten allemaal en als er dan om de beurt voor iedereen zou worden gekookt, bespaarde dat veel geld”, legt de 48-jarige Cipriana uit. En nog steeds loopt de ”comedor”, de gaarkeuken, als een trein.

Op een zaterdagmorgen in oktober koken Luisa Angeles, Susana Ataqui en Maria Chauque. „We bereiden vandaag tachtig maaltijden voor. Normaliter zijn het er 110 of 115. Op zondag koken we niet”, legt Susana uit terwijl ze in een reusachtige pan roert. „Dan zijn we wel duurder uit hoor! Nu betalen we een sol (0,27 eurocent) per maaltijd, maar op zondag ben ik voor zeven personen 15 sol kwijt.”

Vanochtend vroeg hebben ze met z’n drieën geld ingezameld en hebben ze op de markt ingekocht: wortels, kip, knoflook en bonen. Rijst krijgt de gaarkeuken via een overheidsinstituut voor gezondheidszorg (Promudeh). IJzeren ketels en potten staan op het fornuis. Tegels en cement zijn in de keuken niet te bekennen - alles bestaat uit zand en golfplaat. „Geld om er een mooie keuken van te maken, hebben we niet omdat we amper geld voor onszelf hebben.”

De wijk Luis Pardo kent een centrale kraan, waar iedereen via een slang water kan tappen, water dat voor het leven in Luis Pardo net zo’n beslissende rol speelt als het levende water voor de kerk. Water ook dat iedereen qua kosten deelt. De individuele toiletten in de bouwvallige optrekjes moeten met aangedragen water worden doorgespoeld.

„We zouden dolgraag een eigen huis willen”, verzuchten de schoonzusjes Marisabel Lampa (32) en Celia Cutipa Miranda (33). Zij wonen met ouders, broers en zussen en kinderen -in totaal elf personen- in een huis van triplex dat door middel van tussenschotten is verdeeld. „De kinderen worden groter en ik zou ze graag meer ruimte willen geven”, aldus Celia in haar ’appartement’, waarin een fornuis, een stapelbed, een tafel en wat stoelen staan.

Dat ouders werken en grotere kinderen naar school gaan, heeft tot gevolg dat kleintjes vaak alleen worden achtergelaten. Niet zelden leidt dat tot extreem verwaarloosd kroost. Ooit hoopt Luis Pardo nog eens een kinderdagverblijf in te richten. Ondanks alle tranen die worden geplengd omdat een kwarteeuw Lima de mensen nauwelijks iets opleverde, is Luis Pardo vrij van drugs. Zo lang het duurt. „We houden de boel in de gaten. Als een jongere zich niet gedraagt, spreken we hem aan en lichten we de ouders in”, legt Francisco Llactahuaman (50), de man van Cipriana, uit.

Elders in Lima worden pogingen gedaan jongeren te behoeden voor het kwaad dat uit alle hoeken en gaten op hen afkomt: prostitutie, kinderroof, verdovende middelen, alcohol en bendevorming. Zo zitten op een avond ten huize van Diodora Masculán in Cooperativa Huancayo twaalf jonge mensen om de tafel die hun voormalige leven vaarwel zeiden. Ze behoren tot een beginnende christelijke gemeente en zijn onlangs of al iets langer geleden gedoopt.

José Michel Pasos García bijvoorbeeld, achttien lentes jong, heeft een hip kapsel, drie oorringen en een bril. „Die coupe heb ik zelf verzonnen”, legt hij uit. „Vind je het mooi?” Hij voelt zich „goed” bij de kerk, waar hij eerder nooit kwam. Hij gaat zelfs voor in gebed op de bijbelstudie. „Ik hoop dat de Europeanen zich betrokken gaan voelen bij ons land.” Hij woont in een huis van stenen muurtjes en golfplaat achter een bekladde deur. Een donker vertrek volgt. Twee honden springen blaffend naar voren. „Ga terug”, roept José Michel.

„Kijk, daar slaap ik.” Hij wijst naar een bed met wat kleden erop. „Een toilet hebben we hier niet. Mijn vader en moeder geen het geld om dit huisje te verbeteren.” Een man steekt zijn slaperig hoofd om een deur van een van de twee slaapkamertjes. „Mijn papa. Hij is moe en rust uit”, legt José Michel uit. „Ma is werken.”

Vaak zijn jongeren als José Michel het getto waarin ze leven, nooit uitgeweest. Wie zou er met hen willen ruilen? Onweer of sneeuw zagen ze nooit. De heuvels van Huancavelica aanschouwen ze met verbazing als ze een week via een kerk op kamp gaan. „Ach ja, geld maakt natuurlijk niet gelukkig”, merkt de 21-jarige Gisela Altamirano wijsneuzig op. „Maar als je er een beetje van hebt, is dat toch gemakkelijk.” Wensen hebben de jongeren genoeg. Ze beseffen tegelijk dat de mogelijkheden die te realiseren zijn, ontbreken in dit land. „Er is geen geld voor ons. We kunnen geen studie of beroepsopleiding volgen, al staat dat hoog op onze verlanglijst. Het alternatief is natuurlijk werken. Maar het punt is weer dat er nagenoeg geen banen zijn vanwege de vele mensen die dagelijks hun geluk in Lima willen beproeven. Kortom, we verkeren in een vicieuze cirkel.”

Op het keiharde asfalt van Lima probeert de Presbyteriaanse Kerk (Iglesia Evangélica Presbiteriana y Reformada del Perú (IEPRP) met acht gemeenten en een paar honderd leden in de stad) iets van de grond te krijgen op het gebied van onderwijs en vorming, gezondheidszorg en kinder- en ouderenopvang. Directeur Carmela Coz van het college Jean Calvin Lefranc -een particulier protestants onderwijsinstituut- weet hoe hard dat nodig is. „Het niveau op de gratis staatsscholen is allerbelabberdst. Bij ons probeert de kerk via de school onderwijs met christelijke waarden en normen te realiseren. Van de ouders wordt een bijdrage van 125 tot 135 sol per kind per maand gevraagd, 85 sol voor de peuters en kleuters. We stimuleren vooral de betrokkenheid van de ouders bij de school.”

Ouders staan daar volledig achter. Marisol Capillo heeft vier kinderen op het Jean Calvin Lefranc - wat haar en haar man een vermogen kost. „We hebben het ervoor over. Onze samenleving verloedert in hoog tempo en hier krijgen de kinderen christelijk onderwijs.” Ook directeur Carmen Limaco Abuhadba van de christelijke pedagogische academie Diego Thomson benadrukt het belang van een goede opleiding, met christelijke waarden en normen. „We hebben dit jaar als thema eerlijkheid en verantwoordelijkheid. Die twee dingen ontbreken maar al te vaak in onze maatschappij.”

Kerken nemen enerzijds op sociaal vlak meer en meer taken van de overheid over, terwijl de overheid anderzijds tegemoetkomt aan de particuliere behoefte. „Als de staat bijvoorbeeld een project uitvoert, voelt de bevolking zich niet verantwoordelijk. Als er voor een project draagvlak is onder de mensen, lukt het beter”, aldus Ria Visser, die als toerustingsmedewerker namens de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in de Nederlandse Hervormde Kerk in Lima werkt.

Dat laatste is zichtbaar bij de Cooperativa Huancayo. Samuel Chávez Sánchez zit daar al twaalf jaar in het wijkbestuur en probeert wat concreets te realiseren. „Als onze problematische, recalcitrante jongeren geen infrastructuur krijgen om hun energie te kanaliseren, gaat het hier geweldig mis. Dan belanden ze in een spiraal van geweld, verslaving, alcohol en misdaad.”

Wie door de ellende van Lima heenkijkt, ziet dat er aanknopingspunten genoeg zijn om in te investeren, zoals dat in jargon heet. Met een betere behuizing voor de gaarkeuken in Luis Pardo en hulp voor dagopvang voor ouderen, een kinderdagverblijf, een medische post of onderwijs elders in de stad worden geen paarlen voor de zwijnen geworpen. Dat neemt niet weg dat de werkelijkheid in de Peruaanse hoofdstad confronterend en contrasterend blijft, of dat nu in het chique centrum Miraflores is, of in San Genaro, net als El Agustino een probleemgebied. Niemand voelt zich er veilig. In al die troosteloosheid worden er bemoedigende evangelisatie- en gebedsdiensten gehouden. Terwijl op de achtergrond de golven van de Pacific op het verlaten strand spoelen, klinkt uit de kelen van de aanwezigen een lied van vertrouwen. „Hij zal ons bij het aanbreken van de dag en bij het ondergaan van de zon niet verlaten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer