Diplomaten begrijpen zelfs Belgen niet meer
Nederlandse diplomaten stonden ooit bekend om hun grote talenkennis. Vandaag de dag verstaan ze zelfs de Belgen niet meer en zijn er lange lijsten van blunders te maken. De diplomaten zelf bezinnen zich op de toekomst. Waar moet het naartoe met de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland?
Het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag heeft altijd de naam van een gesloten bolwerk gehad. Maar ook daar waait de wind van de nieuwe politiek en werkt men aan openheid. Gisteren kon elke burger tijdens het symposium ”Met het oog op morgen” over de toekomst van de Nederlandse diplomatie horen welke vragen er onder Nederlandse diplomaten leven. Bijvoorbeeld of Nederland nu een groot land onder de kleintjes is, of misschien de kleine onder de middelgrote staten.
Oud-ambassadeur Peter van Walsum maant Nederland zich erbij neer te leggen dat het geen grootmacht is als Groot-Brittannië, Frankrijk of Duitsland. „We hebben de keuze: of meer Europese invloed in de wereld, of meer invloed van kleine landen in Europa. Het vereist staatsmanschap om de juiste keus te maken. Als Europa op wereldschaal de vrede en veiligheid wil dienen, moet Nederland in de EU geen grotere invloed voor de kleinere landen opeisen”, aldus Van Walsum.
De studiedag trok veel mannen met donkere pakken. Blauw en grijs voerden de boventoon. Vrouwen waren in de minderheid, maar de vrouwen die er waren, oogden beduidend jonger dan de mannen.
Het mocht dan een studiedag over de buitenlandse diplomatie zijn, de binnenlandse LPF-revolte en de opkomst van de SP speelden nadrukkelijk mee. „De sympathie zwalkt van uiterst rechts naar uiterst links. De overeenkomst is dat de twee partijen het buitenland irrelevant vinden. Men beschouwt vrede en veiligheid als een vanzelfsprekend natuurverschijnsel”, aldus Van Walsum, de enige spreker in lichtgrijs.
De diplomaat begrijpt beter en kan beter verwoorden wat er in het buitenland leeft en waarom dat voor Nederland van belang is, meent Ben Knapen, oud-hoofdredacteur van NRC Handelsblad en lid van een adviesraad van Buitenlandse Zaken. „Als je het buitenland niet beter begrijpt dan de burger, ben je als diplomaat overbodig.”
Nederlandse diplomaten werden vroeger geroemd vanwege hun beheersing van vreemde talen. Vandaag is dat anders. „We zitten in Den Haag nog geen 200 kilometer bij Duits- en Franssprekend gebied vandaan, maar wij denken dat alleen Engels genoeg is”, vindt Van Walsum. „En zelfs Engels spreken we vaak nog abominabel slecht. Als men ons maar verstaat, zijn we tevreden.”
Een taal is een hulpmiddel om een boodschap te brengen. Maar ook die gaat soms aan diplomaten voorbij. De dieptepunten zijn overbekend: Zwarte Maandag in 1991, toen Nederland onder Lubbers en Van den Broek een flater sloeg in Europa. Of de kandidatuur van Lubbers als NAVO-topman in 1995, toen het Amerikaanse standpunt totaal verkeerd werd ingeschat. En toen Lubbers in 2000 wel een hoge internationale functie kreeg bij de VN-vluchtelingenorganisatie, had eigenlijk minister Pronk die moeten krijgen. Patroon in deze blunders: het niet opvangen van subtiele diplomatieke signalen.
„Nederlanders hebben een niet erg goede antenne om subtiele signalen op te vangen”, vindt Van Walsum. „Er zijn internationale normen voor het verpakken van kritiek. Het opvangen van boodschappen is meer dan taal, het is ook cultuur.”
Inderdaad, knikt directeur-generaal Europese Zaken Marnix Krop. „Zelfs boodschappen van Nederlandssprekende Belgen registreren we soms niet.”
De topvrouw van de VN-voedselorganisatie FAO, Louise Fresco, vindt dat Nederlandse diplomaten „te letterlijk” luisteren. „Als diplomaat zeg je geen „nee”, maar zeg je dat je „aarzelt” of dat je het nog moet „overwegen.” Vanuit onze cultuur, waarin we zijn gewend alles rechtuit te zeggen, vinden we dat onoprecht. Maar dit is de diplomatieke grammatica en die moet je leren verstaan. Als je te letterlijk luistert, gaat de boodschap aan je voorbij.”
Zelfs als een buitenlandse collega je toevertrouwt dat Nederland zeker wel tot de middelgrote landen behoort, is dit meer een beleefdheid dan een compliment, aldus Ben Knapen. „Met iets ambachtelijks als talenkennis zouden we als Nederlanders het verschil kunnen maken. Een klein land moet opvallen door kwaliteit. Een groot land kan zich bullebakkerij veroorloven.”