Dat blijkt uit voorlopige cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de eerste helft van 2002. De gegevens komen van de dertig GGD’s, behalve die in Amsterdam, en van twee soa-poliklinieken. Ze zijn vrijdag in Utrecht gepresenteerd op het zesde congres over soa, HIV en aids.

In vergelijking met dezelfde periode in 2001 zijn er vooral meer infecties met syfilis (plus 74 procent), gonorroe (14 procent) en chlamydia (11 procent). Ook het aantal besmettingen met HIV, het virus dat aids veroorzaakt, is met 67 procent gestegen van 27 naar 45 personen, onder wie twaalf vrouwen.

Er werden 11 procent meer HIV-testen gedaan. Van de mensen die zich op HIV laten testen, blijkt 0,9 procent het virus echt te hebben. Dat percentage is al jaren hetzelfde. De stijging duidt erop dat er vaker sprake is van onveilig seksueel contact.

De organisaties zijn er bezorgd over dat eentiende van de mensen met klachten zich niet laat nakijken. Daardoor kan de soa zich verder verspreiden. Bovendien kan een soa die niet behandeld wordt, leiden tot ernstige ontstekingen en zelfs tot onvruchtbaarheid.

Van de mensen die wel hulp zoeken, gaat tweederde naar de huisarts en eenvijfde naar een GGD of soa-polikliniek. Gemiddeld krijgt een huisarts per jaar zeventien mensen met klachten over soa over de vloer. Landelijk gaat het in totaal om 110.000 mensen, van wie er uiteindelijk 70.000 daadwerkelijk een geslachtsziekte onder de leden hebben.

Nog steeds worden soa’s, vooral syfilis, relatief meer gezien bij homo- en biseksuele mannen. Gonorroe en chlamydia treft vooral jongeren onder de 25 jaar en mensen met een Surinaams/Antilliaanse achtergrond. Van de 33 mannen die met HIV zijn besmet, gaat het bij tweederde om homoseksuele mannen. Van de twaalf besmette vrouwen is driekwart van Nederlandse afkomst.