„Meer geld nodig voor thuiszorg”
De tarieven die gemeenten betalen voor huishoudelijke hulp in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zijn te laag. Dat blijkt uit vrijdag gepresenteerd onderzoek van PricewaterhouseCoopers in opdracht van staatssecretaris Bussemaker van VWS.
Als gevolg van de lage tarieven is de huishoudelijke hulp voor veel thuiszorginstellingen verliesgevend. Staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid noemt de uitslagen van het onderzoek „zorgwekkend” en wil met de partijen om tafel zitten.De zorgbedrijven dragen zelf ook verantwoordelijkheid voor hun problemen. Op 1 januari vorig jaar is de huishoudelijke hulp uit de AWBZ overgeheveld naar de WMO. Gemeenten hebben toen een aanbesteding georganiseerd. Zorgbedrijven konden offreren voor welke prijs ze de huishoudelijke hulp wilden leveren.
Door de komst van nieuwkomers op de markt die graag een deel van het marktaandeel van de gevestigde bedrijven wilden overnemen, is er een scherpe concurrentie ontstaan op prijs. Bedrijven hebben te laag geoffreerd om hun marktaandeel te behouden.
Vanaf 1 januari mogen thuiszorginstellingen geen zogenaamde alfahulpen meer inzetten om huishoudelijke hulp te verlenen. Staatssecretaris Bussemaker neemt die maatregel -waar het parlement nog over moet oordelen- omdat ze bezorgd is over de kwaliteit van de geleverde huishoudelijke hulp. De voorgenomen beleidswijziging maakt de uren huishoudelijke hulp die tot nu toe door alfahulpen geleverd werden zo’n 60 procent duurder.
Uit het onderzoek blijkt verder dat de salarissen van de bestuurders in de verpleging, verzorging en thuiszorg de laatste jaren sterker zijn gestegen dan de lonen van hun personeel. Bussemaker vindt deze ontwikkeling zorgelijk.
De bestuurders streken de laatste drie jaar 9,4 procent meer op, de werknemers gingen er 5,5 procent op vooruit. In Bussemakers ogen onderstreept de loonontwikkeling in de zorgsector dat de bestuurders niet de vrije hand kan worden gelaten. Het kabinet wil dat de sector een beloningscode opstelt die dan wettelijk wordt vastgelegd.
Bussemaker hekelde al eerder te ruime salariëring van zorgbestuurders. De Tweede Kamer dringt al langer aan op een verlaging van de salarissen van bestuurders in de zorg. De meeste partijen vinden dat de directeuren niet meer mogen verdienen dan de zogenoemde Balkenendenorm van 176.000 euro per jaar.