Om het hart van de christelijke identiteit
„To be or not to be -in Christ- that’s the question.” Met die zin, naar Shakespeare, opent ds. J. M. Burger zijn dissertatie ”Zijn in Christus”, waarop hij maandag in Kampen promoveert. Vrij vertaald: „(In Christus) zijn of niet zijn, daar gaat het om.” Ds. Burger: „Wat hebben we anders nog te vertellen, ook aan mensen buiten de kerk?”
Ruim 600 bladzijden telt zijn -Engelstalige- proefschrift, met als volledige titel ”Being in Christ. A Biblical and Systematic Investigation in a Reformed Perspective” (uitg. Wipf and Stock, VS). Niet de meest toegankelijke lectuur. „Ik heb ook nog niet de neiging om in de hal van onze kerk een intekenlijst neer te leggen”, zegt ds. Burger (34), predikant van de gereformeerde kerk vrijgemaakt te Franeker. „Maar ik hoop dat het in de theologische wereld wel gelezen wordt.”Buiten beeld
Wat betekent ”zijn in Christus”? Een vraag die het hart van de christelijke identiteit raakt, aldus de Franeker promovendus. Een vraag echter die, constateert hij, zeker binnen zijn eigen kerkverband „buiten beeld” is geraakt.
Daar ligt dan ook een van de aanleidingen voor zijn onderzoek. „Ik proef in onze kerken iets van: Waar moeten we heen? Een malaise, een identiteitscrisis. In de vrijgemaakte kerken is er vanouds de angst voor subjectivisme. Maar wat zie je nu? Voor veel mensen is Jezus Iemand uit het verleden geworden - Die voor onze zonden is gestorven, maar verder? De notie van het zijn in Christus, het hebben van een levende relatie met Hem, leefde onder ons eigenlijk niet, kwam in preken te weinig aan de orde. Met als gevolg dat mensen het in de evangelische en charismatische hoek gingen zoeken.”
Tegelijk, zegt ds. Burger, „hoor je in het bredere kerkelijke leven de vraag stellen: Wat moeten we met Jezus? Zie het recente symposium ”God is in, is Jezus uit?” in Amsterdam. Maar dan heb je toch een probleem als christen?
Welk probleem?
„Als je zegt christen te zijn, dus belijdt een volgeling van Christus te zijn, en je kent Hem niet, of weet niet wat je met Hem aanmoet, wat blijft er dan over?”
John Owen
In zijn studie gaat de promovendus -betrokken bij het ”werkgezelschap Christocentrische Gemeente” binnen de GKV- onder meer na hoe de gereformeerde theologie (John Owen, Herman Bavinck) over de (mystieke) eenheid met Christus heeft gesproken, wat de Bijbel (Johannes, Paulus) erover zegt en wat er als het hierover gaat van hedendaagse theologen (de Duits-Zwitserse theoloog Ingolf U. Dalferth en de Britse ethicus Oliver O’Donovan) te leren valt. Vervolgens komt hij tot een eigen „conceptueel kader waarbinnen je het zijn in Christus kunt begrijpen.”
Niet veel vrijgemaakte kerkleden zullen werken van de puriteinse theoloog John Owen op hun boekenplank hebben staan. Hoe hebt u de kennismaking ervaren?
„De vrijgemaakte traditie is inderdaad niet sterk gestempeld door Nadere Reformatie en puritanisme. Overigens is Herman Bavinck ook wel een beetje verdwenen achter de Vrijmaking van 1944.”
Vier momenten
De uitdrukking ”zijn in Christus” wordt in de Bijbel op verschillende manieren gebruikt, aldus ds. Burger. „Bij Paulus ligt de nadruk op participatie in het verhaal van Christus. Wij zijn met Hem gestorven, bijvoorbeeld. Bij Johannes is het meer iets verborgens, iets geheims. Een wederzijdse inwoning: Hij woont in ons, wij in Hem. Het woord mystiek is hier op zijn plaats.”
Waar het gaat om het zijn in Christus onderscheidt de predikant vier ”momenten”: substitutie, representatie, eenheid en participatie. Met name het laatste, participatie, heeft in de traditie van de Reformatie „niet echt een plaats gekregen”, stelt hij vast. „Uit vrees voor werkheiligheid onder andere. Maar Paulus spreekt duidelijk over een „Christus aandoen, aantrekken.” Met participatie bedoel ik trouwens niet dat Christus’ lijden niet voldoende zou zijn geweest. Maar wij delen wel in Christus, tot op zekere hoogte althans.”
Wie bedoelt u met ”wij”?
„Die grens, schrijf ik in mijn proefschrift, is voor ons heel moeilijk te bepalen. De uitnodiging gaat naar eenieder uit. Maar het is God Die aan het eind van ieders leven de balans opmaakt.”
De notie ”zijn in Christus” komt in uw kerkverband nauwelijks aan de orde, constateert u. Wat is uw advies?
„Ik bepleit een prediking waarin Christus in Zijn volle breedte wordt verkondigd. Het gaat erom dat Christus een gestalte in ons krijgt. Te veel is er in onze theologie sprake van een biografisch tekort: het leven van de gelovige komt te weinig in beeld. Wat ons óók vatbaar maakt voor de secularisatie. In Christus zijn is absoluut noodzakelijk, is ook een ervaringswerkelijkheid. To be or not to be, in Christ, that’s the question. Wat heb je anders nog te vertellen, ook aan mensen buiten de kerk? Juist hierin kunnen ook mensen in onze postmoderne cultuur een échte identiteit vinden.”
„Maar Jezus Zelf betrouwde hun Zichzelven niet”, zegt Johannes 2:24. Kennelijk is God, ook als het gaat om het ”zijn in Christus”, soeverein.
„Beslist. Als de Dordtse Leerregels ook ergens op gebaseerd zijn, is het wel op Johannes, meer dan op Paulus. Dat maakt het spreken over het zijn in Christus ook zo ingewikkeld. God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest vervullen er een rol in, maar ook de kerk, je christelijke ouders, en jijzelf. Kijk naar Paulus: het is God Zélf Die hem in de kraag grijpt. Nee, als het in Christus zijn afhangt van wat wij eraan kunnen of willen doen, schrijf het dan maar op je buik. Tegelijk ben ik van mening dat een prediking waarin alle nadruk ligt op Gods verkiezing ook geen recht doet aan het Bijbelse spreken. John Owen, althans, de latere John Owen, leert duidelijk een universeel aanbod van genade. Aan de andere kant zie je bij hem ook dat hij te veel probeert om vanuit ”God’s eyepoint” theologie te bedrijven, waardoor de verkiezing de verkondiging, ongewild, domineert.”
Wat wordt uw volgende project?
„Ik weet niet hoe God mijn leven leidt. Hier in Franeker ben ik predikant geworden, en ik doe dit werk graag. Maar als je mij een beurs geeft en zegt: Ga onderzoek doen, dan zeg ik ook geen nee. Er ligt genoeg. De laatste stelling bij mijn proefschrift luidt: „Wie klaar is, begint weer opnieuw.””