EU-leiders moeten klimaatambities waarmaken
De geloofwaardigheid van Europa in het mondiale debat over de klimaatcrisis staat op het spel. De EU ambieert voorop te gaan bij de aanpak van het broeikaseffect. Daartoe moet ze het wel eerst intern eens worden over de door haarzelf te treffen maatregelen en dat blijkt niet eenvoudig.
De regeringschefs van de 27 landen van de Unie zitten vanaf donderdagmiddag in Brussel met elkaar aan tafel voor een tweedaagse top. Belangrijkste gespreksonderwerp vormen de voorstellen die erop gericht zijn de temperatuurstijging op aarde een halt toe te roepen.In maart 2007 lukte het de doelstellingen te bepalen. Die liggen vast in de formule 20-20-20: 20 procent minder CO2-uitstoot, 20 procent energiebesparing, 20 procent van het energieverbruik halen uit hernieuwbare bronnen; en dat allemaal te realiseren in 2020. Maar nu komt het aan op de uitwerking. Onder de regie van huidig voorzitter president Sarkozy streeft de EU ernaar voor eind dit jaar een deal te bereiken over concrete plannen.
Ondertussen vindt in Poznan een VN-conferentie over de klimaatproblematiek plaats. Dat overleg krijgt in december 2009 in Kopenhagen een vervolg, dan met als inzet het tot stand brengen van wereldwijde afspraken. De Unie wil in de Deense hoofdstad aan de start verschijnen met zelf een afgerond beleidspakket op zak.
Wekenlang al hebben vertegenwoordigers van de lidstaten en van het Europees Parlement, dat medebeslissingsbevoegdheid bezit op dit terrein, intensief gezocht naar compromissen. Diverse marathonvergaderingen zijn inmiddels achter de rug. Morgen proberen de politieke leiders knopen door te hakken. Slagen zij niet in die missie, dan overweegt Sarkozy om voor Kerst op een ingelaste top nogmaals een poging te wagen.
De vraag luidt wat er overeind blijft van de goede voornemens. Rond het verdelen van de lasten ende inspanningsverplichtingen over landen en industrieën, met centraal de steeds terugkerende afweging tussen milieu en economie, verlopen de onderhandelingen moeizaam.
Oost-Europese naties, onder aanvoering van Polen, opperen bezwaren. Duitsland en Italië krabbelen terug; zij zijn bang voor een verslechtering van de internationale concurrentiepositie van hun bedrijven, bang dat die mogelijk hun activiteiten naar elders verhuizen. Het is natuurlijk ook niet het geschiktste tijdstip om over dit dossier zaken te doen, de recessie wakkert immers de vrees verder aan. Andere partijen zien juist kansen: investeer in groene technologie, dat creëert nieuwe werkgelegenheid, redeneren zij.
Een van de voornaamste instrumenten, en tevens een heikel punt in de discussies van vandaag en morgen, is het optuigen van het zogeheten Europese emissiehandelssysteem, in het Engels afgekort tot ETS. Vanaf 2013 zouden vervuilende industrieën rechten voor de uitstoot van CO2 via een veiling moeten kopen, eerst slechts een bepaald percentage, later de hele toewijzing. Daarmee zijn tientallen miljarden euro’s gemoeid, die verdwijnen in de overheidsbudgetten. De concerns die financiële middelen aanwenden voor een schonere productie houden een deel van het quotum over en kunnen dat doorverkopen aan fabrikanten die te weinig hebben. Er ontstaat een marktprijs voor de rechten.
Het ziet er echter naar uit dat er van dat beoogde stelsel weinig terechtkomt. Een te hoge kostenpost voor de ondernemingen, is het argument. De meeste sectoren zullen waarschijnlijk ook straks gratis hun schadelijke gassen de lucht in mogen blazen. Op zich hoeft dat de klimaatdoelen niet in gevaar te brengen, want de omvang van de door Brussel en op nationaal niveau te verdelen emissierechten wordt wel elk jaar verkleind. Critici wijzen er echter op dat op deze manier de financiële prikkel om meer milieuvriendelijke installaties te bouwen, ontbreekt. Zij voorzien dat daardoor op enig moment de resultaten niet toereikend zullen zijn.
Elektriciteitsleveranciers gaan naar verwachting in ieder geval wel betalen voor hun uitstoot. Polen en andere lidstaten uit de oostelijke regionen van het continent claimen daarbij een lange overgangstermijn. Zij gebruiken voor het opwekken van stroom vrijwel uitsluitend kolen en dat betekent dat hun centrales relatief grote hoeveelheden CO2 in de atmosfeer dumpen. Zij hebben dus veel rechten nodig, zijn daardoor duur uit en als zij die lasten doorberekenen aan de klant, schiet de stroomprijs omhoog, wat vervolgens de economische ontwikkeling schaadt.
Aan de vooravond van het beraad heeft voorzitter Barroso van de Europese Commissie de regeringsleiders nog eens gemaand hun verantwoordelijkheid te nemen. „Deze top is een cruciale test voor Europa. Geen akkoord zou een collectieve nederlaag zijn”, waarschuwt hij.